Het circuit van Spa-Francorchamps wordt terecht bestempeld als het mooiste circuit van de wereld. Al van in de ouwe tijd dwingt het circuit enorm veel respect af bij zowel toeschouwers als coureurs. Tot in de jaren ’70 had het circuit op dat vlak enkel nog concurrentie van de Nürburgring, maar van de twee kon enkel Francorchamps zijn oude reputatie redden.

Hoe kan het ook anders. Francorchamps is het enige circuit op de huidige kalender dat nog zijn oude natuurlijke traject heeft behouden. De bochten volgen elkaar logisch en natuurlijk op, iets wat je nergens anders hebt, vertelde Coulthard ooit. Een circuit op de Ardense hoogten in het midden van een bos creëert al een aparte sfeer, reken daar nog eens bij dat we in het bezit zijn van het langste circuit op de huidige kalender, én de mooiste bocht ter wereld: de Eau Rouge.

Hoewel velen de hele bochtensectie benoemen als Eau Rouge, is dat eigenlijk verkeerd. De Eau Rouge is de eerste lichte knik naar links, daar waar het riviertje met de naam Eau Rouge stroomt. De volgende rechts-links combinatie is de Radillion. Maar er zijn ook nog Pouhon en Bruxelles, volgens sommigen genoemd naar de stadsmensen die daar van de baan vliegen. Les Fagnes, door onze Waalse collega’s ook wel de Pif-Paf genaamd. En dan niet te vergeten: Blanchimont, één van de snelste bochten op de kalender. En de Bus Stop Chicane, die de laatste vijf jaar al meer veranderd is dan in alle jaren voordien.

Er is zoveel gebeurd in de geschiedenis van de Grand Prix van België, dat de keuze erg moeilijk was.

Eerste podium voor een Belg

We schrijven 1956, de Belgische Grand Prix wordt voor de zesde maal gehouden op Spa-Francorchamps. Paul Frère, geboren in het Franse stadje Le Havre, reed hier en daar eens een race mee. Slecht deed hij het absoluut niet, want net voor de Grand Prix van België krijgt hij een telefoontje van een zekere Enzo Ferrari.

Frère twijfelt. Hij kent de wagen niet en Francorchamps in een wagen die je niet kent is halve zelfmoord plegen. Toch gaat hij na lang twijfelen akkoord met de voorwaarden van Ferrari. Hij klokt een achtste kwalificatietijd en laat daarmee vaste waarden als Louis Rosier en Luigi Villoresi achter zich. Dat hij veertien seconden trager is dan de polepositie is bijzaak. De race zelf verloopt veel beter.

Dat hij daarbij geholpen wordt door pech bij de leiders mag ook wel gezegd worden. Fangio valt met mechanische pech uit wanneer hij riant op kop ligt. Stirling Moss verliest een wiel en Eugenio Castellotti moet naar de kant met een kapotte transmissie. Na 36 ronden komt Peter Collins als eerste over de streep, bijna twee minuten na hem volgt de Ferrari van Paul Frère.

Na Frère zijn er nog maar twee Belgen in geslaagd het podium te halen voor eigen publiek: Gendebien in 1960 en Jacky Ickx in 1968.

Even rampzalig als Imola 1994

San Marino 1994 wordt vaak omschreven als het zwartste weekend in de Formule 1, maar België 1960 mag gerust even rampzalig omschreven worden. Tijdens de trainingen crasht eerst Stirling Moss in Burnenville, en even later ook Mike Taylor in de oude Stavelot-bocht. Moss komt er met een hersenschudding vanaf, Taylor breekt zijn benen wanneer zijn wagen in de bomen vliegt. Telkens was een versleten wielmoer de oorzaak. Lotus is al twee van de vijf wagens kwijt voor het goed en wel begint.

Tijdens de race zelf gebeuren er nog twee ongelukken. Chris Bristow’s wagen komt naast de baan terecht en slaat enkele keren over de kop. De Engelsman, amper 22 jaar, breekt zijn nek. Enkele ronden later gebeurt het opnieuw. Op de rechte lijn van Kemmel gebeurt misschien wel het stomste dodelijke ongeluk in de geschiedenis van de Formule 1. Alan Stacey rijdt op de zesde plaats op het moment dat hij in aanraking komt met een vogel. Het beestje vliegt tegen Staceys hoofd en hij is op slag dood.

Innes Ireland, teamgenoot van Moss, Clark, Taylor en Stacey, vertelde enkele jaren geleden zijn hele verhaal over dat weekend.

Twee keer geen benzine en nog meer pech!

Jim Clark won viermaal op rij op Spa-Francorchamps, enkel Senna zou het hem nadoen. In 1964 won hij op een bizarre manier.

Tegen het einde van de race zag het er naar uit dat Dan Gurney zou winnen. Hij reed stevig aan kop toen zijn Brabham plots zonder benzine viel. Graham Hill reed hem voorbij, maar ook hij viel zonder benzine met de finish in zicht. Het gezegde over de drie honden en het been zou uitkomen, maar de Cooper van Bruce McLaren stopte net voor de laatste bocht. Jim Clark was de gelukkige vierde, zijn wagen hield het wél vol tot op het einde.

Regen, chaos en de grootste crash ooit

Wat krijg je als je 22 Formule 1-wagens in de regen laat starten met een zichtbaarheid van nul meter? Inderdaad, een rode vlag. In 1997 startte het veld achter de Safety Car om zo’n dingen te vermijden, maar in 1998 vindt men dat niet nodig omdat het op dat moment niet regent.

McLaren was het hele weekend dominant en Häkkinen reed een ronde die maar liefst een volle seconde sneller was dan verrassende derde Damon Hill. De enige die nog kon volgen was Häkkinens teamgenoot Coulthard. Men verwachtte een walk-over, maar die kwam er niet. Bij de start komt Häkkinen goed weg maar Coulthard niet, en hij ziet eerst Villeneuve en later ook Irvine passeren. Bij het uitkomen van La Source rijdt hij over een nat rioolputdeksel, spint de muur in en kaatst terug de baan op. Achter hem gaat het totaal fout.

In de zogenaamde spray die de wagens opwerpen ziet niemand wat er gebeurt. De gevolgen zijn wel duidelijk: de zestien wagens achter Coulthard komen niet ver. Wielen breken af en kaatsen terug op de vangrail. Wagens spinnen, botsen en schuiven tegen elkaar. Tot slot komt Ricardo Rosset met een onverminderde vaart aangestoven en neemt daarbij nog eens een vijftal wagens mee. Als bij wonder is de ergste verwonding een blauwe plek op de elleboog van Rubens Barrichello. Amper zes wagens halen Eau Rouge. Dit is de ergste start die ik ooit gezien heb, vertelt Murray Walker.

De race wordt herstart, zonder Panis, Salo, Barrichello en Rosset. Häkkinen spint in de eerste bocht en ligt er samen met Herbert meteen uit. Wat verder schuift ook Würz van de baan. Vooraan rijdt Schumacher ver aan de leiding, tot hij de gedubbelde Coulthard tegenkomt. Coulthard vertraagt en Schumacher knalt er achteraan op in. Beide heren koken van woede en in de pits komt het bijna tot een handgemeen maar enkele dappere McLaren- en Ferrari-mecaniciens smijten zich tussen de Duitser en de Schot.

Hill komt zo aan de leiding, en staat die niet meer af. Even later rijdt Fisichella zijn Benetton aan diggelen op de Minardi van Shinji Nakano. Dan rijden er nog maar zes wagens rond, maar uiteindelijk komen Coulthard en Nakano na herstellingen weer de baan op. Hill wint de eerste race voor Jordan, teamgenoot Ralf Schumacher wordt tweede. Teambaas Eddie Jordan huppelt en springt vol vreugde door de pitlane.

Lees ook het verhaal achter de laatste race van Gilles Villeneuve.

By peter