De racerij liep op het Amerikaanse continent gelijk met de ontwikkelingen in Europa, al zijn de Amerikanen meer op spektakel gericht. De Formule 1 wordt als éliteclubje en dus buitenbeentje beschouwd. Het staat in sterk contrast met de Champ Car en de Indy Racing League (IRL), die voor de gemiddelde toeschouwer goedkoper en toegankelijker zijn.

Daarnaast is er ook de sterke concurrentie van enerzijds NASCAR en anderzijds de talloze oval-, drag- en offroad-races. Toch heeft ook de F1 een vaste traditie in de Verenigde Staten. Circuits als Sebring, Watkins Glen, Detroit en het legendarische Indianapolis waren vaste namen op de kalender.

Veel races, weinig populair

Tussen 1950 en 1960 telde de Indianapolis 500 mee met de Formule 1. Waarom blijft nu nog steeds een raadsel maar misschien was het om het racen in beide continenten bekender te maken. De Amerikanen reden vooral in het begin enkel de geroemde Indy500, de Formule 1-coureurs bleven in vooral in Europa. Na enkele jaren begonnen de twee zich te vermengen.

De eerste Indianapolis500 die voor de F1 meetelde werd in 1950 gewonnen door Johnnie Parsons. Hij werd door de regen na 138 van de oorspronkelijk 200 geplande ronden afgevlagd. Tien jaar later besloot men tenslotte dat de race niet meer zou meetellen voor het Formule 1 kampioenschap

Op 12 december 1959 werd op het acht kilometer lange circuit Sebring de eerste GP van de USA georganiseerd. Bruce McLaren won, een jaar nadien triomfeerde Stirling Moss in Riverside. Nadien nam Watkins Glen de fakkel over. Vooral na de wereldtitel van Mario Andretti kreeg de F1 een populariteitsboost in de VS en stonden verschillende steden te popelen om een race te organiseren.

Long Beach kreeg een tweede race in handen: de Grand Prix van USA-Oost. Tussen 1976 en 1983 was dit een vrij populair circuit op de kalender maar door een overvloed aan kandidaturen werd de race uiteindelijk geschrapt. In 1981 kreeg Las Vegas een race, er werd een circuit gebouwd op de parking (!) van het Caesar’s Palace hotel. Twee jaar later verdween ook Las Vegas. In 1982 mocht Detroit een race organiseren en die verliep uiteindelijk nog het beste van allemaal. Ze hebben de GP van de VS dan ook het langst georganiseerd, tot en met 1988.

Omdat ook Dallas in het begin van de jaren ’80 door de gelijknamige televisiereeks een immense populariteit genoot kreeg de stad een Grand Prix cadeau. Dit liep echter uit op een fiasco. Door de hitte eind juni kwam het asfalt los vanaf het moment dat de Formule 1-wagens nog maar enkele meters gereden hadden. Ondanks dat het een populair circuit was kon de race om organisatorische redenen maar éénmaal plaatsvinden.

Vanaf 1989 werd er besloten om het te beperken tot één race in het hele land. Phoenix, in de staat Arizona, werd het domein. Echt populair was de stadsrace niet en na drie jaar werd die dan ook van de kalender geschrapt. Nadien viel de F1 in de VS in een zwart gat. Tot men in 1999 onderhandelingen startte met de moeder aller circuits: Indianapolis. De stad was bereid te investeren en een binnenveld aan te leggen. Sinds 2000 komt de Formule 1 er dan ook opnieuw op bezoek.

”Waarom maken we ons zorgen, hij is toch van een ander niveau”

Watkins Glen, vijf oktober 1979. Waarschijnlijk de slechtste weersomstandigheden die ik ooit gezien heb tijdens een Grand Prix-weekend, verteld journalist Nigel Roebuck. De regen kwam met liters uit de hemel en in geen tijd stroomde het water als een rivier op het circuit. Het verbaast dan ook niemand dat er amper acht van de dertig coureurs naar buiten reden tijdens de eerste vrije training. Wat was er dan zo speciaal? Wel, die ene duivelse Canadees.

In de pits gaat er een ijskoude rilling door de ruggen van de zovelen die er rondlopen, telkens als Gilles Villeneuve aan een snelheid van om en bij de 280 kilometer per uur voorbij vliegt over het onder water gelopen wegdek. Waar maken we ons zorgen over? vertelt Jacques Laffite aan Nigel Roebuck, terwijl hij tegen de pitmuur leunt. Hij is anders dan ons. Op een ander niveau. Ik weet ook dat geen mens mirakels kan verrichten, maar bij Gilles denk je er toch serieus over na. Zó snel is hij.

Teammaat en kersvers wereldkampioen Jody Scheckter gaat ook naar buiten. Ik schrok van mezelf die dag, dat ik het aangedurfd had om te rijden, verteld de Zuid-Afrikaan. Ik dacht dat ik de snelste was, daar was ik zelfs rotsvast van overtuigd. Vrolijk reed ik de pits in, stapte uit en bekeek de tijden die Gilles gereden had. Ik schrok me dood, hoe was zoiets mogelijk.

Die dag gaat Gilles Villeneuve maar liefst elf seconden per ronde sneller dan de tweede, teamgenoot Jody Scheckter. Op het einde van de sessie verbetert het weer een klein beetje en kan de Zuid-Afrikaan wat tijd winnen. Verder dan acht en een halve seconden achterstand komt hij niet.

De hitte van Dallas en Mansell duwt zijn wagen verder

Het is snikheet in Dallas. De Formule 1 komt er op 8 juli op bezoek, de temperaturen halen met gemak 35°Celsius. Door de warmte en de druk van de Formule 1-wagens komt het asfalt los te liggen. Voor de veiligheid wordt de race tien ronden ingekort en de warm-up sessie op zondagochtend afgelast.

Op polepositie staat Nigel Mansell, na vijfendertig ronden wordt hij afgelost door Keke Rosberg. De Fin moet op zijn beurt Alain Prost voorlaten, maar nadat de Fransman tegen de muur terecht komt neemt Rosberg het roer terug over. Mansell verdwijnt naar de vijfde plaats, op twee ronden van de leider. Na twee uur en 67 ronden wint Rosberg.

Nigel Mansell en zijn wagen kunnen de hitte echter niet meer aan. De versnellingsbak begeeft het op vijftig meter van de finishvlag. De Engelsman stapt uit en om zich toch nog te verzekeren van een puntje begint hij zijn wagen vooruit te duwen. Door de warmte en de uitputting geraakt hij echter niet ver. Mansell valt voor het oog van duizenden toeschouwers, de pitmuur en de televisiecamera flauw naast zijn wagen. Met uitdrogingsverschijnselen wordt hij afgevoerd naar het ziekenhuis, maar een dagje later is hij er al weer bovenop.

Debutant versus wereldkampioen

We maken opnieuw een sprong in de tijd, naar 11 maart 1990. De straten van Dallas zijn intussen al lang vergeten, het zijn de straten van Phoenix waar het nu om draait. Gerhard Berger start op polepositie, met op een tweede plaats de Minardi van Piercarlo Ghinzani. Als vierde start de nieuweling Jean Alesi met daar net achter Ayrton Senna. Alesi maakt een bliksemstart en rijdt na de eerste ronde al op kop, met een voorsprong van twee seconden.

Na 31 ronden kan Senna eindelijk aansluiten en begint het gevecht voor de eerste plaats. Ronde na ronde wisselen de Fransman en de Braziliaan van positie. Uiteindelijk moet Alesi zijn meerdere erkennen in Senna en de Braziliaan wint op zijn gemak, met Alesi als een knappe tweede. Derde wordt onze landgenoot Thierry Boutsen.

Bandenfiasco à la carte

Halfweg juni 2005. Phoenix is al lang vergeten, intussen is het legendarische Indianapolis de thuishaven van de Formule 1 in de Verenigde Staten. In 2004 brak Ralf Schumacher er twee wervels tijdens een crash in de laatste bocht. In de tweede vrije training in 2005 gaat de Duitser er opnieuw, op dezelfde plaats en aan dezelfde snelheid hard in de muur. Ditmaal komt hij er vanaf met wat hoofdpijn. Oorzaak is een klapband in het midden van de bocht.

Na de training is er veel te doen rond de veiligheid van de banden, vooral de Michelins dan. Drie weken voordien verloor Räikkönen de zege op de Nürburgring door zijn Michelins. Nu in Indianapolis verklaart Michelin dat de banden het waarschijnlijk geen tien ronden zullen uithouden, en dat de teams het risico niet kunnen nemen indien er geen vertragend middel wordt ingebouwd in de bocht. De F1 wereld staat in rep en roer.

Op zaterdag pakt Trulli verrassend de polepositie voor Kimi Räikkönen en Jenson Button. Op zondag doen intussen de wildste geruchten de ronde. De zeven Michelin teams zullen niet aan de race deelnemen, zo wordt overal gezegd en beweerd. Iedereen start aan de opwarmronde, opluchting alom, maar wat er daarna gebeurde was ongezien.

De zeven Michelin teams roepen hun coureurs de pits in en duwen ze in de garage. Op de grid staan nu amper zes wagens; twee Ferrari’s, twee Jordans en twee Minardi’s. De race gaat van start met drie teams. De zeven anderen komen hun garages niet meer uit.

De F1 wereld is geschokt. Ook de toeschouwers kunnen er niet mee lachen. Het publiek is uitzinnig van woede en verlaten massaal het circuit, nog voor leider Rubens Barrichello zijn eerste ronde heeft afgewerkt. Spandoeken met “Money back” en veel onbeleefdere slogans verschijnen overal langs het circuit. Enkele toeschouwers smijten flesjes water en blikjes cola op de baan.

Ferrari haalt de gemakkelijkste dubbelwin uit de geschiedenis, maar noch Schumacher noch Barrichello juichen op het podium. Derde wordt een lachende Monteiro, zijn seizoen kan niet meer stuk. Het is namelijk in rode lantaarn Jordan dat hij derde wordt, voor teamgenoot Karthikeyan. Vijfde en zesde worden beide Minardi’s. Dit is fucking bullshit! roept Minardi-teambaas Paul Stoddart in een interview. We moesten wel starten omdat onze grootste concurrent Jordan ook aan de start kwam, desondanks de afspraken.

En de toeschouwers? Die mochten allemaal met hun Formule 1-ticket een Champ Car-race naar keuze gaan bezoeken. Michelin betaalde de tickets terug en kocht er nieuwe aan voor de GP van 2006. Het imago van de Formule 1 is sindsdien nog nooit zo slecht geweest in de Verenigde Staten.

By peter