De F1 kent vele helden. Veel iconen. Sieraden van de sport. Doorgaans zijn dat de rijders die de verschillende tijdperken markeren. Het Fangio-tijdperk. Het Clark-tijdperk. Het Senna-tijdperk. De groten der aarde geven de sport kleur. Voegen de smaak toe. Alle groten, behalve Michael Schumacher. Althans, voor mij. Natuurlijk was er wel een Schumacher-tijdperk. Maar dat was juist het saaiste tijdperk ooit. Schumacher gaf geen kleur en voegde ook geen smaak toe. Integendeel. Hij vernietigde de sport jarenlang met een aan perfectie grenzende dominantie waaraan geen enkele andere rijder kon ontsnappen. Grenzend aan terreur.

Aanvankelijk was ik ook al niet bijster van hem gecharmeerd. Want als jonge snotaap daagde hij mijn held Ayrton Senna uit. Moest ik even aan wennen. Ayrton trouwens ook. Maar langzaamaan begon ik hem wel te waarderen. Als rijder dan, als mens niet zozeer. Sympathiek vond ik hem nooit. Hij had nou eenmaal nooit de flair en de natuurlijke uitstraling van Senna. Sterker nog, buiten de baan was het maar een saai kereltje. Maar op de baan had hij dezelfde hardheid als de Braziliaan. Ook hij was bereid om ver, heel ver, te gaan voor de hoofdprijs. De gedrevenheid, de passie, de haat om te verliezen of alleen al om ingehaald te worden, hij had het allemaal. En dát aspect mag ik nou juist weer wel in een rijder.

Helaas veranderde dat snel toen het nieuwe millennium aanbrak. Stapje voor stapje hadden hij en Ferrari elkaar verder geholpen en uiteindelijk haakte de concurrentie af. En vanaf dat moment hield hij de F1 gevangen in een ijzeren wurggreep waarmee hij de ooit meest spectaculaire sport ter wereld in zijn macht had gekregen. Totale controle. Dominantie verstikt een sport. En die dominantie verstikte de Formule 1. Mijn sport. Ik kan niet zeggen dat Michael Schumacher overschat is. Dat hij niet zo goed was als Fangio, Clark, Prost of Senna. Ik kan niet zeggen dat het hem kwalijk te nemen valt dat de sport zijn charme verloor. Ik kan niet zeggen dat het hem kwalijk valt te nemen dat hij in die verdomde Ferrari zo verdomd goed was. Hij was gewoon zo goed. Hij was zelfs fenomenaal goed. Maar hij verstikte de sport. Althans, voor mij. Hij was de meest perfecte coureur van zijn tijdperk en zette die perfectie om in dominantie. En die twee facetten werden bondgenoten in de strijd tegen passie, spektakel en vechtlust. Het ontnam de Formule 1 zijn kloppende hart. Het sloeg de lucht uit de longen.

Tijdens de Schumacher/Ferrari alliantie verloor ik bij vlagen zelfs mijn interesse, iets wat me sinds medio jaren ‘80 nog nooit was overkomen. Soms had het mijn aandacht helemaal niet. Als hij in die rode bolide, steevast met startnummer 1 op de neus, weer eens een halve minuut voorsprong had op een spartelende tegenstrever dan verslapte mijn aandacht. Nooit zette ik de TV uit vóór de zwart-wit geblokte vlag, maar zodra die was gevallen hield ik het voor gezien. De podiumceremonie geloofde ik dan wel. Zapte snel weg. Ik kon het gewoon niet meer aanzien. Weer dat Duitse volkslied. Net als 2 weken eerder. Weer dat -irritant- vrolijke Italiaanse volkslied, steevast begeleid door de -al even irritante- dirigerende vingertjes van Schumacher. Gevolgd door een nietszeggende persconferentie. Waarin wat standaard geneuzel zijn mond verliet. Iets over een prachtige zege. Een van zijn mooiste uiteraard. Even het team bedanken, zonder wie hij het natuurlijk niet had gekund. Die jongens op de fabriek werken ook zo hard. Nog even zeggen dat het van buiten af misschien makkelijk lijkt, maar dat het nooit makkelijk is. Het WK? Nee, nog lang niet beslist natuurlijk.

Lange tijd hoopte ik dat hij zou zeggen dat het wel erg makkelijk is als jezelf zo godsgruwelijk goed bent en je concurrentie slechts middenmoot is. Dat McLaren gewoonweg niet zo goed was als Ferrari. Dat Williams niet meer het Williams was van een aantal jaren eerder. Ik hoopte vurig dat hij eens zou zeggen dat hij nou eenmaal een klasse apart was. Een legende. Een grootheid. En de rest overbetaalde veldvulling. Ik hoopte dat hij eens een schamper lachje zou laten horen als David Coulthard steevast voor aanvang van een seizoen claimde nu toch echt voor de wereldtitel te gaan. Dat de aanwezige media even stil zouden vallen, omdat ze dachten dat ze het niet goed hadden gehoord. Maar hij zei dat allemaal nooit. Hij zei nooit wat bijzonders.

Soms hoopte ik dat er plotselinge geruchten van hem en een dellerig Russisch pornosterretje opdoken. Stiekem genomen foto’s. Een filmpje dat enkele uren op internet zijn weg vindt, maar dan wordt verwijderd. Een zwangerschap. Ontkenning natuurlijk, ondanks de langgerekte kin van de kleine spruit. Maar nee. Niets van dat alles. Ook privé valt er bar weinig aan te merken op Mr. Perfect. Familieman. Waarschijnlijk een geweldig betrokken vader. Duwt keurig het karretje voort als Corinna de bloemkool erin gooit. Schuift altijd trouw aan bij de ouderavond. Alsof hij een normale vader is. Zo netjes. Zo perfect. God, waar is James Hunt gebleven? Rene Arnoux? Of zelfs Jacques Villeneuve?

Dat irriteerde me dan ook nog eens. Altijd die saaiheid. Dat perfecte. Niets aan te merken op de man. Zelfs op de baan niet veel meer. Waarom zou hij ook? Hij had het niet meer nodig om concurrenten hardhandig van zich af te houden. Het waren toch geen echte concurrenten meer. Onder druk wilde Schumacher nog wel eens gekke dingen doen. Hill, Villeneuve. Maar er was nu geen druk meer. Dus werd dat randje niet eens meer opgezocht. De straatvechter, die ooit als jonge snotaap Ayrton Senna had uitgedaagd, was er niet meer. Er was slechts perfectie. Perfecte wagen. Perfect team. Perfecte rijder. Perfect lichaam. Perfect gezinnetje. Alles was perfect. Ik haat perfectie. Perfectie is namelijk niet perfect. Perfectie heeft exact hetzelfde effect op sport als dominantie: het verstikt het. Het zuigt het bloed er langzaam uit.

Die vijf F1-jaren waren dan ook een ware kwelling voor mij. Gelukkig deed de natuur zijn werk, al deed het er ditmaal verdomd lang over. Maar toch, Michael Schumacher werd uiteindelijk in 2005 afgezet als wereldkampioen. Eventjes nog probeerde hij terug te knokken maar besloot het eind 2006 voor gezien te houden. Inmiddels is hij weer terug. Een veertiger inmiddels. Van Mr. Perfect is niets meer over. Het klikt niet met de Mercedes MGP W01. Nico Rosberg is sneller. Niet soms, maar meestal. Schumacher maakt weinig indruk. Vaak helemaal niet. Soms merk je niet eens dat hij meedoet, totdat hij in de eindstand vermeld wordt. Ergens op een plek waar je hem uit gewoonte niet eens verwacht.

Maar toen ineens zag ik het weer. Zag de hele wereld het weer. Eindelijk, na al die jaren, zagen we weer een vleugje van de vechtjas die zolang geleden verdreven was door de dominantie en perfectie van Mr. Perfect. Ineens zagen we weer een autocoureur, een mens, die door frustratie en irritatie het niet kon verkroppen ingehaald te worden. Rubens Barrichello, zijn vroegere en van hem gebrouilleerde adjudant nog wel, zocht een punt op de Hungaroring. Rubens keek even links. Keek even rechts. Bleef even hangen en besloot er toen voor te gaan. Binnendoor op het rechte stuk. Schumacher wilde er niets van weten en stuurde ongekend fel in naar rechts. Barrichello was niet meer dan enkele centimeters verwijderd van óf de betonnen pitmuur óf het rubber van de Bridgestone van de Mercedes. Ergens vond de Braziliaan toch die enkele centimeters en met een ongetwijfeld kloppend hart in zijn keel kon hij net voor het gras zijn Williams voor de wagen van Schumacher persen. Inhaalactie geslaagd. Maar onnodig gevaarlijk gemaakt door Schumacher.

Voor velen misschien onbegrijpelijk dat een zevenvoudig kampioen een dergelijk geintje flikt voor één enkel punt. Maar toch, eindelijk zag ik weer die vechter. Die man die bereid is om tot het uiterste te gaan. Niet alleen tot het uiterste van zijn kunnen, maar ook tot het uiterste van het sportieve element en de regelgeving. Een nederlaag is geen optie. En ingehaald worden ís een nederlaag. Voelt als een nederlaag. Eindelijk is Michael Schumacher weer leuk. Tuurlijk, hij rijdt matig. Verre van perfect. Laat staan dominant. Maar hij is wél weer leuk. Hij rijdt niet gewoon zijn rondjes maar hij racet! Natuurlijk is het volkomen terecht dat de FIA hem op de vingers tikt middels de straf die op Spa zal worden uitgevoerd. Natuurlijk is het politiek correct dat Schumacher ’sorry, Rubens’ zei op zijn site. Maar eindelijk zag ik Schumacher weer eens racen, de randjes opzoeken en spraakmakend zijn. Eindelijk hebben we het eens niet over de matige Mercedes, de snellere Rosberg of een wagen die eigenlijk voor Button ontworpen was. We hebben het weer eens over Michael Schumacher die Michael Schumacher is.

Uit die ene actie bleek hoe diep de gedrevenheid nog steeds zit. Hoe ver Michael Schumacher, zevenvoudig wereldkampioen, bereid is te gaan voor één schamel puntje. Hij wil laten zien dat hij niet te vroeg moet worden afgeschreven. Dat hij kan vechten met de nieuwe, veel jongere, sterren. Hij kan nu, na zo’n roemloos seizoen, niet zijn helm afzetten, naar het publiek zwaaien, zijn team bedanken en naar huis gaan. Naar Zwitserland. Het karretje duwen zodat Corinna de bloemkool erin kan gooien. Die ene actie tegen Rubens Barrichello liet zien dat hij nog lang niet klaar is om de strijd op te geven. Natuurlijk staat Michael Schumacher in 2011 gewoon weer op de grid. Om te racen.