We zitten in het retrotijdperk. Je ziet het aan alles. De hang naar het verleden. De zucht naar toen. De terugkeer van Lotus. Het klassieke zwart en goud van Johnnie Player, van Senna, Mansell, Peterson en Andretti. Caterham, dat met groen en geel knipoogt naar lang vervlogen tijden van Chapman, Clark en Hill. Of Mercedes. Silberpfeilen, met Hamilton op de plek van Fangio en Rosberg op die van Caracciola. Zelfs Frank Williams, het bikkelharde, anti-sentimentele oermens, heeft zijn veel geroemde Rothmans-livery uit de Gouden Jaren van (die andere) Hill en Villeneuve nieuw leven in geblazen.

Nostalgie. Het ingrediënt dat een zoete smaak toevoegt aan de herinnering aan andere tijden. David Brabham is zelfs druk bezig om zijn legendarische achternaam te laten terugkeren. Het zou mooi zijn. Van mij mag Cooper ook terugkeren. Of Vanwell, BRM, Connaught, Gordini, Hesketh, March, Shadow, Arrows, Tyrrell, Ligier of Benetton.

En zelfs daar moeten we niet stoppen. Ik wil een terugkeer van de Graham Hill-snor op de bovenlip vanterugkeer van de Graham Hill-snor op de bovenlip van Alonso. Ik wil een rokende Marlboro walmend tussen de lippen van Nico omdat een échte Rosberg nou eenmaal rookt. Ik wil dikke, vette, asociale sigarettenreclame op een roodwit beschilderde McLaren-Honda. Ik wil dat Eric Boullier straks bij de eerstvolgende zege een geruite pet metershoog de lucht in gooit, zoals Lotus-teambazen horen te doen. Hell, ik wil zelfs dat de moeder van Vettel ‘Sex, Breakfast voor Champions’ op de overall van haar zoon stikt.

Dat wil ik allemaal. En ik weet nu al wat ik over twintig jaar wil. Dan wil ik auto’s met stieren erop, Duitsers met priemende wijsvingers, slissende Brazilianen, breedgekaakte Spanjaarden, hiphoppende Britten, openklappende achtervleugels, provocerende Oostenrijkse adviseurs en afgesleten Pirellibanden. Ik zal zelfs terugverlangen naar de versprekingen van Olav Mol, de startcrashes van Romain Grosjean, het schelle gepiep van Kimi Raikkonen, de tweets van Lewis Hamilton, en ja, misschien, heel misschien, verlang ik zelfs naar een toevallige wagen met een bochel in de neus. Al lijkt dat laatste mij sterk.

Maar dat is wat ik over een tijdje allemaal wil. Voor nu wil ik alleen maar dat de rode lichten eindelijk zullen doven, om weer een seizoen lang F1-wagens te zien razen. Opdat ik over twintig jaar inderdaad weer iets heb om naar terug te verlangen.