Het komt wel eens vaker voor dat binnen de familie van een racecoureur dat enkele familieleden ook het racevirus te pakken krijgen. Zulke voorbeelden vind je vanuit elke hoek, broers en zusters, neven en nichten, grootouders, man en vrouw. De meest intrigerende van ze allemaal is natuurlijk wanneer een zoon ervoor kiest om in de voetsporen van zijn vader te treden. In geen andere raceklasse wordt daar meer waarde aan gehecht dan in de formule 1. Het brengt extra druk mee voor de persoon in kwestie om gelijkaardig te presteren of beter. Voor velen is het geen van beide maar toch zijn er voldoende voorbeelden waar het wel lukt.

Recent werd bekend dat Kevin Magnussen volgend jaar zijn debuut zal maken bij McLaren net zoals zijn vader in 1995, daarom neem ik jullie mee op een aangename ‘trip down memory lane’. Dit is dan ook geen opiniestuk in de ruimste zin van het woord. Deze Column is door de lengte in twee delen gesplitst, volgende donderdag kunnen jullie het tweede deel lezen.

Jack Brabham (1955-1970) – Gary Brabham (1990) – David Brabham (1990 en 1994)

Jack Brabham staat bekent als een keiharde coureur die over een periode van maar liefst zestien seizoenen drie keer zichzelf kroonde tot wereldkampioen, in 1966 zelfs in een wagen die zijn naam droeg. In zijn laatste seizoen in de F1 slaagde hij er nog steeds in om op 44 jarige leeftijd een race te winnen in Zuid-Afrika en nog enkele podia binnen te halen. Goed voor een vijfde plaats in het WK.

De druk op de broers Gary en Brabham was dus erg groot. Helaas voor hen debuteerde zij niet bepaald bij teams die op dat moment kans maakte op zulke resultaten. Sterker zelf, Gary kon zich met de lachwekkende Life zelfs niet prekwalificeren. Na twee prekwalificaties was zijn F1 avontuur voorgoed voorbij.

In vergelijking met broer Gary was de Formule 1 carrière van David nog enigszins succesvol. Hij kwam in zijn eerste seizoen met het team van zijn vader (dat Jack overigs toen al enkele jaren van de hand had gedaan) gelukkig nog aan starten toe, ook al gebeurde dit maar zes keer. Zonder geld voor 1991 leek er ook zo een einde te komen aan zijn F1 carrière, totdat papa Jack in 1994 aandelen kocht in het Simtek team. Ook deze auto was een ramp, te zwaar en met een manuele versnellingsbak die te langzaam was tegenover de semiautomaten van de concurrentie. Het team kreeg een shock te verwerken toen dat tweede coureur Roland Ratzenberger om het leven kwam op Imola. Het was David Brabham die zijn team aanspoorde om de moed niet te laten zaken en verder te gaan, ter ere van Roland. Oude leden van het team zijn het erover eens dat zonder het leiderschap van David, Simtek onmiddellijk zou zijn gestopt. Beetje bij beetje werd de auto beter en zijn teamgenoten overklaste hij met verve. Toch besloot hij het volgende seizoen om met BMW mooi weer te gaan maken in de BTCC

David Brabham zou wel eens een voorbeeld kunnen zijn van een coureur die op een keerpunt de verkeerde keuze heeft gemaakt. In 2009 schreef David zijn naam in de geschiedenisboeken van de racerij door de 24 uur van Le mans te winnen met Peugeot.

Graham Hill (1958-1975) Damon Hill (1992-1999)

Graham Hill is een coureur die je als je hem ziet automatisch herkent als een echte gentleman racer. Zijn carrière spant over een lange periode, toen Hill begon met racen was de Formule 1 nog maar enkele jaren oud, hij zag vele transformaties passeren in zijn tijd. Van auto’s die alleen maar vertrouwde op de motor naar wagens die als een geheel werden beschouwt met aerodynamische elementen vanuit de vliegtuigbouw. In die tijd behaalde hij twee keer de titel en wist hij de ‘Triple Crown of Motorsport’ binnen te halen. Dit betekent dat hij victorieus was op de Indianapolis 500, de 24 uur van Le Mans en de Grand Prix van Monaco. Een prestatie die nog door geen enkele coureur de dag van vandaag is geëvenaard . Zijn carrière kwam aan een onverwacht einde toen dat zijn vliegtuig crashte dat hijzelf bestuurde. Aan boord was zijn teamgenoot Tony Brise en nog vier medewerkers van het team dat Hill zelf had opgezet. Ze kwamen ironisch net terug van een test op Paul Ricard, ze waren alle zes op slag dood.

Het was dus voor Damon geen evidentie om zich in de motorsport te storten, na een redelijk competitieve tijd in de lagere klassen, werd hij in 1992 testcoureur bij het gerenommeerde team van Frank Williams. In dat jaar mocht hij zijn debuut maken bij het falende Brabham team waar hij weinig indruk maakte, dus toen Williams besloot hem te promoveren omdat Riccardo Patrese vertrok naar Benneton, keek menig persoon in de paddock vreemd op. Was het wel slim om zo’n onervaren piloot te laten rijden terwijl er ervaren jongens genoeg waren? Het bleek de juiste gok want samen met Prost won het team 10 races dat seizoen waarvan 3 voor Damon met nog 6 podia extra. 1994 werd een moeilijk seizoen voor Damon toen zijn nieuwe teamgenoot en legende Senna om het leven kwam op Imola net zoals Ratzenberger. Op eens bevond de jongeman zich in een positie waarin hij een top formule 1 team moest leiden. Hij bleef doorvechten maar moest uiteindelijk toch de titel laten voorbij gaan aan Schumacher, idem in 1995. Het jaar daarop had Williams overduidelijk de snelste wagen gebouwd, zijn rivaal Schumacher was zich nog aan het nestelen bij zijn nieuwe team Ferrari. Dit was zijn kans. Hij nam het kampioenschap bij de keel en leek op koers voor de titel, zijn rookie-teamgenoot Villeneuve (waarop ik later nog zal terugkomen) sputterde in de laatste races nog een beetje tegen maar de titel was de zijne. Toch kreeg die titel een bitter nasmaakje, nog voor het seizoen voorbij was werd duidelijk dat Williams in 1997 voor Frentzen en Villeneuve ging. Hij was ‘hot property’ in het silly season met aanbiedingen van McLaren, Benneton en zelfs Ferrari. Toch respecteerde die volgens hem zijn status als kampioen niet, met ander woorden werd er niet met genoeg geld gegooid. Dit leidde in mijn ogen tot dat aftakeling van zijn Carrière. Een barslecht jaar bij Arrows in 1997 en twee stints bij Jordan waren genoeg om Damon te demotiveren en tegen het einde van ’99 kondigde hij zijn F1 vertrek aan.

Graham en Damon zijn tot op heden de enige vader en zoon die beide kampioen zijn geworden in de F1. Een prestatie die niet snel zal geëvenaard worden.

Manfred Winkelhock (1980-1985) – Markus Winkelhock (2007)

Een voorbeeld dat niet zo succesvol was is Manfred Wikelhock, tijdens zijn carrière bevond hij zich altijd aan de achterkant van het pak. Hij scoorde maar één keer in Brazilië 1982, toen de eerste twee piloten gediskwalificeerd werden. Manfred is gestorven tijdens een endurance race in Amerika

Zijn zoon kreeg de kans van zijn leven toen hij in 2007 mocht invallen bij het Nederlands Spyker. Hij reed maar een race maar menig kenner van de sport herinnert zich deze jongeman maar al te goed. Hij was de enigste die de race op de Nürburgring startte op Wets, na een chaos periode bij de start lag de Spyker talloze seconden aan de leiding. Helaas voor hem kwam de rode vlag uit. Toen de race opnieuw werd gestart achter de SC koos Spyker ervoor om opnieuw op Wets te starten. Hij viel als een steen op de opdrogende baan en zijn ’15 minutes of fame’ waren letterlijk en figuurlijk na 15 ronden voorbij door een hydraulisch probleem. Het geld van Sakon Yamamoto was te sterk voor Spyker en daar eindigde dan ook de carrière van Markus.

Gilles Villeneuve (1977-1982) – Jacques Villeneuve (1996-2006)

Gilles is door de jaren heen uitgegroeid tot een legende in de F1 wereld, merchandising met zijn naam verkopen nog steeds als warme broodjes. Hij werd door zijn medecoureurs beschouwt als een van de snelste coureurs ooit, een ware virtuoos die met zijn auto speelde alsof het niets was. Beelden waar hij nog volgas rondrijdt met een auto die geen voorvleugel meer heeft staan in het geheugen gegrift. Hij debuteerde bij McLaren als derde coureur in 1977 voor de Britse GP waar hij de vaste McLarens splitte met een negende startplaats in een oude M23 terwijl Hunt en Mass nieuwe M26s ter beschikking hadden. In de race had hij enkele problemen maar toch reed hij de vijfde snelste ronde en finishte hij elfde. McLaren vond het te duur om nog eens met drie autos te rijden maar was zeker onder de indruk. Niet lang daarna tekende hij voor Ferrari om de laatste twee races van het seizoen te rijden. Enzo Ferrari was meteen onder de indruk van de Canadees, die hem deed denken aan de vooroorlogse legende Tazio Nuvolari, die ook klein maar tenger van bouw was. Zijn tijd bij Ferrari ging op en neer door de inconsistente prestaties van de wagens. Maar een race met Villeneuve was zelden saai, hij was niet bang om het gevecht met zijn medecoureurs aan te gaan met Frankrijk 1979 als voorbeeld waar hij al wheel banged met René Arnoux de laatste ronde inging en ze elkaar constant afwisselde. In zijn ganse Carrière scoorde Villeneuve maar zes overwinningen, in mijn ogen ontbreekt hier ongetwijfeld een wereldtitel maar aan die aspiraties kwam helaas een einde tijdens de kwalificaties op het Circuit Zolder in België 1982. Villeuve overleed op 32 jarige leeftijd in het ziekenhuis te Leuven

Zijn zoon Jaques had dus een moeilijk taak voor zich om zijn de legende van zijn vader eer aan te doen. Een Indycar kroon in 1995 en een F1 wereldtitel in zijn tweede seizoen (1997) zou het begin moeten zijn om zijn eigen reputatie te smeden, maar er volgde slechte carrièrebeslissingen en hij slaagde erin slechts vier podia meer te behalen en geen enkele overwinning meer binnen te rijven in de acht jaar na zijn kampioenschap. Na zijn titel gaat het dus zienderogend snel bergaf met Jaques Villeneuve. Een spiraal van slechte wagens bij BAR en een grote mond zorgen ervoor dat hij bij de grote teams niet meer hoog staat aangeschreven. Het lukt hem om in 2004 in te vallen bij het grote Renault maar kan hier geen potten breken, in zijn laatste twee seizoen rijdt hij voor het team van Peter Sauber, dat in 2006 wordt verkocht aan het machtige BMW, opnieuw gaat het niet beter met Villeneuve en nog voor het seizoen voorbij is staat hij op straat. Daar eindigt dan ook de F1 carrière van Jaques.

Een journalist schreef er ooit dit over: It’s fabulous Gilles and not the sometimes extremely good Jacques who still claims ownership of the Villeneut ve legend. En ik kan me alleen aansluiten bij die woorden.

Dat was het voor deze week jongens en meisjes, volgende week kun je hier op de pits het tweede deel lezen van mijn Column!

Maikel

Deze column is geschreven door Maikel Joosten aka maikel0230 (GPpits.net) aka force maikel (F1fanatic)

Bronnen van de plaatjes
http://www.brianwatsonphoto.co.uk/
http://blogmonumentalformula.wordpress.com/tag/gary-brabham/
http://forums.finalgear.com/
http://www.motorsport.com/
http://www.leblogauto.com/
http://wtf1.co.uk/