Ooit, nog in de tijd van de inmiddels vergane VHS videorecorders, had ik een videoband die werkelijk grijs is gedraaid. Ergens op zolder zal hij nog wel liggen. In een oude doos waarschijnlijk, daar waar een oude TDK band in 2010 nou eenmaal thuishoort. Ergens ver weg gestopt tussen nog veel meer door de jaren heen verzamelde dingen, die door ieder ander als ikzelf waarschijnlijk eerder als waardeloos dan als waardevol zullen worden omschreven. Ach, wellicht hoort het meeste ook wel tussen het afval thuis. Zelfs voor mij. Maar deze band niet, ondanks het feit dat ik hem nooit meer zal kunnen zien omdat onze videorecorder jaren geleden reeds zijn plekje in de kast onder de TV moest afstaan aan de DVD speler. Ingehaald door de tijd. ‘Formula 1, The Great Rivalries’, kopte de hoes van de band. Die hoes werd gesierd door de markante hoofden van mannen als Stirling Moss, Tarzio Nuvolari en Ayrton Senna. En, zoals gezegd, ik verslond de band.
Die titel op die hoes gaf de strekking van het onderwerp al aan. De band behandelde de grote rivaliteit die de F1 heeft gekend tussen de verschillende toprijders. Het verhaal begon ergens in de eerste helft van de vorige eeuw met de tweestrijd tussen Tarzio Nuvolari en Achille Varzi. Romantische helden uit lang vervlogen tijden die slechts in zwart-wit te bewonderen zijn. Nuvolari kampte met gezondheidsproblemen en Varzi met een cocaïne verslaving. Collega’s kwamen links en rechts met regelmaat om het leven. Zo romantisch was het dus allemaal niet, zeker niet omdat ze beiden bepaald niet heel oud zijn geworden. Maar wel romantisch omdat zij elkaar op de baan fel bekampten, maar nooit over de grens van het sportieve gingen. Ze hadden respect voor elkaar. Respect dat ook in de jaren ‘50 nog te zien was toen Juan Manuel Fangio en Stirling Moss de racerij domineerden. Ook zij waren aan elkaar gewaagd, maar gingen nooit te ver.
Uiteraard heb ik deze mannen nooit in werkelijkheid zien rijden maar ik leerde ze kennen omdat ik de passages werkelijk verslond. Keer op keer spoelde ik de videoband weer even terug, om het nogmaals te beleven. Zo kon ik, hoe minimaal dan ook, leren wat hen dreef. Wat hen zo goed maakte. Hoe zij hun pure passie voor het echte racen op de baan demonstreerden. Stiekem baalde ik ervan dat ik te jong was, veel te jong zelfs, om hen te hebben zien racen tegen elkaar.
De band ging verder en liet zien dat dat romantische beeld langzaamaan veranderde door de jaren heen. Het grote geld deed zijn intrede. De belangen werden groter en daardoor werd de strijd harder. Professionaliteit kreeg het aan de stok met de romantiek en na een ongelijke strijd werd die romantiek voor altijd verdreven. En dat was te merken ook. Zonder mededogen liet de band zien dat het respect voor elkaar verdwenen was toen Didier Pironi en Gilles Villeneuve het met elkaar aan de stok kregen. De bittere tweestrijd tussen de Ferrari teamgenoten werd de in zijn trots gekrenkte Canadees fataal.
Voor mij waren het tot dan toe slechts namen geweest. Natuurlijk wist ik van de legendarische Gilles en zijn dodelijke ongeval op Zolder, maar ik had hem en zijn generatiegenoten nooit zien rijden. Door de videoband kwamen de namen ineens tot leven. Steeds meer werd het me duidelijk dat de tragiek op Zolder een tragiek moet zijn geweest die miljoenen fans over de wereld een held had ontnomen. Een tragiek die de racewereld heeft geschokt en pijn heeft gedaan. Het duel tussen Pironi en Villeneuve laat de zwarte kant zien van de Formule 1. Een zwarte kant die aantoont dat onverzettelijkheid en trots de grenzen markeren tussen de rand opzoeken en de rand overschrijden.
Naadloos vloeide de band door naar de volgende vete. Die tussen Nelson Piquet en Nigel Mansell. De tragedie bleef dit keer gelukkig achterwege, maar de strijd tussen de Williams teamgenoten had meer weg van het gevecht tussen Pironi en Villeneuve dan die tussen Varzi en Nuvolari. Want ook hun onderlinge strijd, in de tweede helft van de jaren ‘80, was er eentje die met regelmaat de fatsoensnormen overschreed.
Dat duel was de eerste episode op de band die ik me kon herinneren. Want rond die tijd was ik inmiddels een jong ventje geworden. Een beginnende tiener, zoekend naar voorbeelden en helden. Ik vond er eentje in Mansell. De trotse Brit met de eeuwige Union Jack op zijn helm. Hij was een beetje een kruising tussen een held en een schlemiel. Vaak weergaloos maar regelmatig delfde hij het onderspit tegen de, in mijn jeugdige ogen, vuile en onterechte streken van zijn Braziliaanse tegenstrever. Ik leefde mee met Mansell die keer op keer naast de titel greep. Kwaad was ik als hij na een loodzwaar seizoen weer met lege handen achterbleef en de titel naar Prost zag gaan of naar Mansell’s, en dus míjn aartsrivaal, Piquet.
Maar ook die tweestrijd droogde op en toen kwam het langste hoofdstuk van de band. Die over de moeder aller vetes. Die tussen Alain Prost en Ayrton Senna. In het verlengde van het kille duel tussen Piquet en Mansell gingen zij nog een stapje verder. Zij lieten geen mogelijkheid voorbij gaan om elkaar te besmeuren. De media bespelen was van een tijdrovend en vermoeiend onderdeel van het vak ineens een onderdeel geworden van het racen. Een onderdeel waarmee zij hun voordeel probeerden te doen. Dat had een enorm effect op de baan. De strijd werd verhit en gespannen. Het absorbeerde alle wereldwijde aandacht die er voor autosport was. Alsof er maar twee rijders toe deden en de rest als veldvulling mee mocht doen om de show te vergroten in de schaduw van de beide grootmeesters van de wagenbeheersing. Spraakmakende en zelfs opzettelijke crashes waren het gevolg. Er was niets meer over van het ooit zo romantische beeld van de autosport. Een beeld waarin rijders hun peuk op de grond gooiden, even grijnsden naar hun monteurs en op begonnen aan een nieuwe zoektocht naar eeuwige roem.
Maar ondanks alles was de tweestrijd tussen Senna en Prost voor mij de aanleiding om van een fanatieke F1-volger te veranderen in een bijna bezeten F1-junkie en het was tevens het einde van de band. De beelden van Suzuka in 1990, waarop Senna wandelend met zijn helm in zijn hand, zijn oordopjes uitgooit en nog een laatste keer omkijkt naar de gestrande Ferrari en de McLaren zijn de laatste beelden van de band. Het afsluitende Engelse commentaar is me altijd bijgebleven. ‘Not very Christian for a man who swears by the bible, but there must be a moral in there somewhere‘.
Die moraal was er waarschijnlijk juist niet. Want hoezeer ik ook een Senna fanaat was, is het moedwillig iemand van de baan rossen om zo de titel te pakken niet iets wat ethisch te verantwoorden is. Maar, moraal of geen moraal, zowel die laatste tweestrijd als die videoband hebben mijn aandacht voor Formule 1 altijd bovenmatig vastgehouden. Goede rijders zijn er altijd geweest en zullen er ook altijd zijn. Maar de passie, de gedrevenheid, het talent en de minachting voor elkaar maakten iets in mij los wat nooit meer weg is gegaan.
Soms, heel soms, zijn er weer wat kleine oplevingen van de aloude battle’s tussen de toppers. Zoals medio jaren ‘90 tussen Michael Schumacher en Damon Hill. Of Fernando Alonso en Lewis Hamilton die een klein jaar lang met elkaar vochten toen ze beiden de kleuren van McLaren verdedigden. Niet zelden werden hun illustere voorgangers Prost en Senna er als vergelijking bijgehaald tijdens opinies en columns. Oude tijden leken kortstondig te herleven. Nu zijn we weer een paar jaar verder en broeit er iets tussen Sebastian Vettel en Mark Webber. Het beheerst de kranten en ik volg het met passie. Misschien dat het ooit definitief explodeert. Of misschien borrelen de onderlinge gevoelens tussen Alonso en Hamilton weer eens op. Maar of het ooit weer zo zal worden als toen denk ik niet. Want toen zag ik de wereld door de ogen van een kind. En dat kind is jaren geleden al volwassen geworden.
Ik weet het… Ik heb een onstuitbare hang naar het verleden. Dat heb ik met alles. Ook in het dagelijkse leven. Maar het leven was vroeger niet beter als nu en de Formule 1 waarschijnlijk ook niet. Nostalgie is een vreemd fenomeen. Bij mij kleurt nostalgie nou eenmaal altijd het verleden en het heden heeft dat hulpmiddel nou eenmaal niet. Daar kan het alleen maar op wachten. Nostalgie heeft de gewoonte om de mindere kanten van toen bijna ongemerkt in de schaduw te zetten van de mooie kanten. Het maakt gestopte rijders legendarisch en het maakt historische gebeurtenissen heroïsch. Het kiest nou eenmaal altijd partij voor het spektakel en tragiek en nooit voor het onsportieve of het onrechtvaardige. De moeder aller vetes was misschien wel helemaal niet zo legendarisch of heroïsch. Misschien was het ronduit onsportief en onbeschoft.
Ik heb de videoband al zeker 15 jaar niet meer gezien maar als ik hem nogmaals zou zien zou ik, net als dat kind van toen, op het puntje van mijn stoel zitten. Want de band ligt al zolang op zolder dat ook deze gedateerde videoband door de nostalgie zal zijn aangetast. De band markeerde een periode waarin mijn aandacht en passie voor F1 naar grote hoogtes steeg. Het behandelde een onderwerp waardoor ik dagelijks F1 nieuws verslond zoals een junkie zijn coke. Soms, heel soms, zie ik ineens nog wat terug van ‘The Great Rivalries’ in het huidige veld. Soms, heel soms, voel ik de spanning die heerst in de paddock. Kranten en sites die worden beheerst door minachtende quotes van de ene rijder over de andere. Het moment van opwinding als de ene rivaal de andere voorbij wil steken. Het moment van ontzetting en opwinding als dat vreselijk misgaat. Maar de nostalgie heeft deze rivalries nog niet verkleurd en dus is het vaker onsportief en onbeschoft als legendarisch of heroïsch. Maar de nostalgie zal altijd zijn werk blijven doen. Over een jaar of 10, misschien wel 20, zie ik in de rijders van nu misschien wel eindelijk de ware helden die zij net zo goed zijn als de rijders van toen. Goede kans zelfs.
Misschien wordt het eens tijd om de zolder op te ruimen. Als ik alle troep weggooi, blijft alleen het waardevolle over. En daar ergens tussen moet ongetwijfeld mijn videoband liggen.