De sport was van ver gekomen. De jaren ‘50, ‘60 en ‘70, de oertijd van het wereldkampioenschap Formule 1, leek een eeuwigheid geleden. Romantisch klinkende helden die hun blondje gedag hadden gekust, een filter sigaret achteloos op de grond gooiden, in hun wagens stapten en de dood tegemoet jakkerden op circuits als de Nurburgring of Montjuich, waren definitief ingeruild voor zakelijke professionaliteit. De Formule 1 wereld had daarmee een onschendbare status gekregen, zo leek het.

Gilles Villeneuve en Ricardo Paletti. Zij waren het die in 1982 als laatste twee tijdens een GP-weekeinde het leven hadden gelaten. Villeneuve was tijdens de kwalificatie voor de grote prijs van Belgie op Zolder over de limiet gegaan in zijn grimmige jacht op de poletijd van zijn vervloekte rivaal Didier Pironi. De Canadees werd meters ver uit zijn door de lucht tollende Ferrari geslingerd alvorens hij met een smak in de hekken terecht was gekomen. Dood.

Nog geen zes weken later sloeg de motor van uitgerekend Didier Pironi af bij de start van de race in, al even uitgerekend, Villeneuve’s thuisland Canada. Ricardo Palleti had de Ferrari nooit gezien en kleunde er met tempo 180 bovenop. Hevige verwondingen aan de borst deden Paletti voorover en bewusteloos in zijn gesloopte Osella hangen. Overal lekte er benzine, een vonk, en vlammen spoten ineens vanuit de wagen omhoog. Horror. Ricardo Paletti stierf voor de ogen van zijn moeder Gina.

Stervende helden als Villeneuve en huilende moeders op de startgrid zijn niet goed voor de sport, bedacht Bernie Ecclestone zich. De dood oogt wellicht spectaculair maar dit soort dramatiek kost meer dan dat het oplevert. Kwader kan je Bernie niet krijgen. En dus deed hij met hulp van de FIA en de rijders de dood in de ban. En het leek nog te werken ook. Zover reikt Bernie’s macht blijkbaar.

In 1986 ging het nog wel even mis. Tijdens testritten verongelukte Elio de Angelis op Paul Ricard. De Brabham was een aantal keren over de kop geslagen en achter de hekken terecht gekomen. Daar vatte hij vlam. Te weinig marshalls waren die dag aanwezig. Te weinig medische hulp. Door veel te laat gekomen hulp stierf Elio uren later in het ziekenhuis. Maar deze telde niet. De reden was zo duidelijk. Menselijk falen. Bovendien keek het oog van de wereld dit keer niet mee. Voortaan zouden er ook tijdens testsessies voldoende marshalls, brandblussers en medische voorzieningen aanwezig zijn.

In 1989 kwam het ogenschijnlijke bewijs van de onschendbaarheid. Gerhard Berger’s Ferrari week in Imola’s gevreesde Tamburello bocht van zijn lijn, raasde rechtdoor over het gras, smakte in het gekromde beton en scheurde meters ver langs de muur terwijl de stukken van de wagen afgereten werden, alvorens de Ferrari nog een keer of drie rond zijn as tolde en uiteindelijk tot stilstand kwam ter hoogte van het einde van de bocht. Even leek het voorbij. Totdat de Ferrari vanuit het niets ineens vlam vatte. Metershoge vlammen en inktzwarte rookwolken verlieten het afgeschreven wrak en het door benzine doordrenkte grasveld. Berger zat al die tijd opgesloten in zijn doodskist. Marshalls snelden enkele seconden later toe. Berger overleefde miraculeus. Slechts brandwonden op zijn handen. Meer niet. De Formule 1 had de dood voorgoed van zich afgeschud.

Vijf jaar later, op 30 april, wordt de onzin van die luchtbel bewezen. Tijdens de kwalificatie komt een aangeslagen Simtek op de Tamburello afrijden. Voorvleugel zit wat los, na een eerder, onschuldig lijkend slippertje naast de baan. De Simtek scheurt met 320 voorbij richting de Villeneuve Corner, even verderop. De hoge snelheid doet de kwetsbare voorvleugel afbreken en onder de wagen doorschieten. Ineens is de Simtek een oncontroleerbaar projectiel geworden en boort zichzelf ruim boven de 300 kilometer per uur frontaal in de aarden wal langs de baan, sleept nog een eindje door langs de muur over het gras en komt uiteindelijk hobbelend tot stilstand.

Roland Ratzenberger heeft geen enkele kans. De frontale klap is zo groot dat de nek het heeft begeven. Als de Simtek eindelijk tot stilstand komt ziet de hele wereld het hoofd van de Oostenrijker van links naar rechts in de cockpit bungelen. Voorover hangend. De banneling is terug. De dood is geen schooljongen die zich zomaar laat wegsturen. Zelfs niet door Bernie Ecclestone.

Maar nog is het niet klaar. Een dag later is het de dag van de definitieve afrekening. Zoveel arrogantie moet worden afgestraft. Iedere Formule 1-volger heeft het ongeval op zijn netvlies gedrukt staan. Sluit je ogen en je ziet het zo weer gebeuren. Ayrton Senna stuitert over de bobbel voor de Tamburello, raast met zijn woest geworden Williams-Renault op de uit beton opgetrokken muur af, die het Autodromo Enzo e Dino Ferrari scheidt van het vreedzaam kabbelende watertje dat er achter loopt, de Fiume Santerno. De klap, niet eens frontaal, is enorm. Het slaat de Williams uiteen. Banden, vleugels, onderdelen schieten tientallen meters de lucht in. De aan stukken gereten Williams tolt wat om zijn as en komt langzaam tot stilstand. Voor het oog van de wereld hangt Ayrton Senna da Silva, drievoudig wereldkampioen, bewusteloos in zijn wagen. Hij beweegt nog wat na, maar zal nooit meer ontwaken.

Formule 1-opperbaas Bernie Ecclestone vergelijkt Senna’s laatste crash met de kruisiging van Jezus Christus, maar dan live op televisie. Voor honderden miljoenen, geschokte, kijkers. Niki Lauda meent dat de Formule 1 op vrijdag, toen Rubens Barrichello stevig crashte, al zijn geluk had opgebruikt. Misschien had Niki wel gelijk. Misschien was het wel puur geluk, in combinatie met veiligheidsmaatregelen, dat ervoor zorg had gedragen dat het na Paletti zolang goed was gegaan.

Maar het zwarte weekend in het voorjaar van 1994 heeft ondubbelzinnig aangetoond dat de Formule 1 nooit helemaal veilig zal zijn. Logisch. Als je het goed beschouwt is het dan ook complete waanzin. Een stuk of twintig overambitieuze jonge kerels, met grote ego‘s, door hun lijf vloeiende adrenaline en voor wie verliezen geen optie is, in gruwelijke bolides die waanzinnige snelheiden kunnen halen. Met zijn allen strijdend om één enkel doel. Natuurlijk zal dat nooit veilig zijn. De dood laat zich immers niet in de ban doen.