Hockenheim, 1981. Niet dat korte, zielloze en inwisselbare baantje waar we om het jaar de boys van nu hun kunsten zien vertonen, maar het échte Hockenheim, de oerbaan, waar je met tempo 320 door de woeste, winderige bossen scheurde, met een kilometer asfalt rechtuit voor je neus en een stomende Williams duwend in de kont. Dát Hockenheim. Alan Jones, regerend wereldkampioen, jaagt op Alain Prost die dat ook ooit hoopt te worden. Ronde na ronde razen ze voor de grote tribunes langs waar de Duitse fans in hun jaren 80-polo’s en spijkerbroeken met hoog water, de twee fanatiek aanmoedigen, in de hoop dat ook zij ooit een landgenoot voorin zullen zien meevechten.

Jones gaat in zijn Williams-Ford sneller door het bochtige stadion-deel en de chicanes die de rechte stukken onderbreken, maar zijn atmosferische V8-motor is op de lange rechte stukken geen partij voor de machtige Renault V6-turbomotor van Prost. Keer op keer probeert de Australische Alan zijn neus uit de slipstream van de Franse Alain te halen en zijn Williams naast de Renault te drukken, maar het mag niet baten: Prost’s turbo is de Ford simpelweg te machtig.

Bovendien, en daar komt het, is Prost een klein boefje: als Jones aan het begin van een recht stuk te dichtbij zit, wijkt hij even van zijn lijn af zodat hij de slipstream voor even kan breken en een mogelijk aanval kan blocken, om dan vervolgens weer terug te gaan naar de ideale lijn. De commentator twijfelt even aan de sportiviteit, maar de wedstrijdleiding zit blijkbaar, net als iedereen op de tribune, mee te genieten van het fascinerende duel en Jones, die uiteindelijk een weg langs Prost zal vinden, zal na afloop heus niet zeuren. It’s all in the game.

Hockenheim is jaren geleden omgeturnd van oerbaan tot kartbaan en verloor daarmee al zijn glorie, maar ook zonder die fatale facelift zou dit gevecht heden ten dage nooit meer kunnen voorkomen. Verdedigers zijn volkomen aan banden gelegd door de reglementen, uit angst voor ongelukken, voor crashes, voor de dood. Ten onrechte: Prost en Jones vochten hun duel ver boven de 300 uit, in een tijd waarin de dood boven de circuits hing, klaar om in te grijpen, maar nimmer, in het lange en meeslepende gevecht, bracht Prost Jones in gevaar. Of andersom.

Inhalen, zo riep iedereen al jaren, moet eenvoudiger worden gemaakt, en daarom schiep de FIA DRS. Dat was verdedigbaar. Het gaf de aanvaller een tool, een wapen, om zijn aanval te plannen en uit te voeren. Meer actie. Meer inhalen. Meer spektakel. Maar de verdediger heeft ook rechten. Heeft ook een tool, een wapen, nodig. Gevechten, zoals die tussen Alan en Alain, zullen nooit meer voorkomen. Aanvallers zijn tegenwoordig bewapend met volautomatische machinegeweren en verdedigers moeten zich maar zien te verdedigen met een pijl en boog. Alsof je het gekleed in een dwangbuis op moet nemen tegen een schuimbekkende Mike Tyson.

Veiligheid is heilig en niemand wil terug naar die bloederige jaren van toen. Niemand. De wagens en de circuits zijn gelukkig nog nooit zo veilig geweest als nu. Als een coureur vol gas van de baan schiet, heeft hij hooguit een schram, een blauwe plek, een bult of, maar dan moet het wel heel erg tegen zitten, een bloeduitstorting van een centimeter of vier, vijf. Maar we zijn doorgeslagen toen het duelleren aan banden werd gelegd. Want dát haalt de ziel, de essentie, uit de Formule 1. Het is het failliet van het zuivere racen. Gelukkig hebben we Youtube nog.

Ben jij het er mee eens? Of juist niet? Heb jij ook zo genoten van het duel tussen Prost en Jones? Vertel het ons op het forum!