De huidige Nürburgring is slechts een schim van de grootheid die het ooit was. Wie de Formule 1 pas de laatste 30 jaar volgt mag best het gevoel hebben dat die iets geweldigs gemist heeft. De anciens kennen hem wel; De 22 kilometer lange kronkelweg in het Duitse Eifelgebergte. Op zich heeft het wel iets aangenaams, zeker de doorgaans rustige omgeving. Doch heeft hier meer drama plaatsgevonden dan eender waar, misschien komt het oude circuit van Spa-Francorchamps nog wel in de buurt. Maar niets zo erg als de oude Nürburgring, en de bijnaam kan dat het beste weergeven; the Green Hell

De start werd gegeven waar nu ook de start-finish ligt. Een recht stuk, 180° draaien en terug een recht stuk om uiteindelijk op het huidige “oude” gedeelte te komen. Tweemaal links, rechts, links, rechts, … enzovoorts. Lange, hele lange rechte stukken gevolgd door een reeks kronkelende bochten. Tegenwoordig vallen er nog gemiddeld tien doden op de weg waar ooit Formule 1-wagens aan 250 à 300 kilometer per uur over raasden.

Het waren dan ook alleen de allerbeste die hier triomfeerden. Ik ga hier zo snel omdat ik hier ook zo snel mogelijk terug weg wil, vertelde Jackie Stewart ooit. Hij mag zich dan ook profileren als dé ‘Lord of the Ring’, samen met de meester Juan Manuel Fangio. Beide heren wonnen hier driemaal. Jim Clark, Jacky Ickx, Alberto Ascari en John Surtees kwamen niet verder dan twee keer. Op zich een enorme prestatie; de finish halen was meestal het grote probleem. En liefst dan nog in één stuk. Er zijn plaatsen waar men met vier wielen van de grond komt en dan hard op de remmen moet voor een haarspeldbocht, als je rechtdoor schiet duikel je het ravijn in.

Opvallend feit blijft dat er slechts twee coureurs het leven lieten op de Ring. Tijdens een Formule 1-race wel te verstaan. Onofre Marimón was de eerste, in 1954. Prompt werd de race voor een jaar van de kalender gehaald. In 1956 kwam de Formule 1 terug, en gebeurde er geen noemenswaardige ongelukken. Twee jaar later was het echter weer raak; Peter Collins, het jonge talent van Ferrari, raakte een boordsteen en dook het ravijn in.

De jaren nadien bleef de Ring op de kalender staan, en op hier en daar wat gejammer en gemor na was er niemand die (openlijk) klaagde over de gevaren. Niet dat men zich er niet van bewust was, maar het werd gewoon aanvaard als deel van het spel. Dit bleef de trend tot er ene Jackie Stewart was die zich, vooral na zijn ongeluk in Spa 1966, openlijk vragen begon te stellen over de veiligheid van de Formule 1. Tot dan toe kende men geen vangrails naast de baan, laat staat dat er ergens het woord “uitloopzone” bekend was. In het beste geval een strook gras, maar doorgaans op de gewone openbare weg tussen de huizen en dies meer. Met hier en daar een stapeltje stro.

 Stewart zette zich meer en meer in voor de veiligheid en moest daarmee opboksen tegen de oude garde, of zoals soms de Fangio-reed-nog-rond-in-zijn-polohelm-bazen genaamd. Zij hadden geen gehoor aan de eisen van Stewart, maar veel coureurs kozen de kant van de Schot. Begin jaren ’70 werd Francorchamps gesloten ten gevolge van zijn acties, maar op de Nürburgring bleef men nog rondrijden.

Dat bleef zo tot 1 augustus 1976. Nadat hij van natweerbanden overgeschakeld is op slicks rijdt Niki Lauda nog exact 24 bochten, ofwel een half rondje. De 25ste bocht haalt hij niet meer. Bij het aansnijden begint zijn Ferrari te oversturen, Lauda corrigeert maar zijn wagen breekt uit. Hij knalt tegen de aarden berm, de benzinetank scheurt en zijn wagen staat onmiddellijk in brand. Brett Lunger, Arturo Merzario en Harald Ertl zijn de eersten (en ook de enigen) die stoppen om te helpen. Merzario had voordien, en nadien ook, bakken kritiek op Lauda maar op dat moment riskeerde hij zijn eigen leven om de Oostenrijker te redden. Lunger slaagde er in om de gordels los te maken, Merzario sleepte Lauda uit zijn wagen.

Na de race besliste men om niet meer naar de Nürnburgring terug te keren, tenzij er iets aan de veiligheid werd gedaan. Om de hele weg van vangrails te voorzien was er geen geld, en dus werd de race geschrapt. Vier jaar later begon men aan start-finish met de bouw van een gloednieuw complex, op de plaats waar de minder gekende Südschleife lag. Die werd in 1984 geopend met een touringcar race, die werd gewonnen door een zekere Ayrton Senna. Het was de eerste en tevens ook de laatste race die de Braziliaan in een touring car zou rijden, want het ging niet snel genoeg volgens hem.

De moderne Nürburgring is slechts een schim in de schaduw van de oude Ring. Die wordt tegenwoordig enkel nog gebruikt voor de 24uur van de Nürburgring, verder is het een toeristische attractie geworden. Eind april reed Nick Heidfeld symbolisch enkele rondjes in zijn BMW.Sauber. Maar de Ring van weleer zal enkel nog in de legende blijven voortbestaan.

Foto 1: Juan Manuel Fangio leidt o.a. sir Stirling Moss
Foto 2: de huige Nordschleife

By peter