De reglementen

Afgezien dat iedereen nu verplicht was om een turbowagen in te zetten, bleven de technische reglementen voor 1986 grotendeels ongewijzigd. Nog steeds was de maximale cilinderinhoud van de motoren begrensd tot 1,5 liter en de turbodruk was nog steeds onbegrensd – in de praktijk ging de maximale druk tot 5 bar. Het tankverbod, dat sedert 1984 van kracht was, werd vanaf dit jaar wel nog iets aangescherpt: de maximale toegelaten hoeveelheid brandstof in de race van 220 liter werd voor 1986 teruggeschroefd tot 195 liter, wat vele motorenfabrikanten hoofdbrekens bezorgde.

Nog steeds werd er voor verschillende oplossingen gekozen qua motorenconcept naargelang de fabrikant. BMW, Zakspeed en Hart zetten een viercilinder in. TAG/Porsche, Honda, Renault, Ford en Motori Moderni brachten een zescilinder in de strijd en de ondertussen overjaarse Alfa Romeo was een achtcilinder. Twee bandenfabrikanten, het Amerikaanse Goodyear en het Italiaanse Pirelli, leverden het benodigde rubber. Voor Pirelli zou het voorlopig evenwel het laatste seizoen worden; in 1987 zou Goodyear een monopolie verwerven. Doordat er in 1986 nog twee bandenfabrikanten aanwezig waren, konden de teams dit jaar tijdens de trainingen ook beschikken over speciale, superzachte kwalificatiebanden.

Voor iedere wedstrijd waren er 26 startplaatsen beschikbaar, met uitzondering van Monaco, waar omwille van veiligheidsredenen slechts 20 wagens in de race toegelaten werden. In 1986 kregen de eerste zes coureurs in de race punten toebedeeld, volgens de schaal 9-6-4-3-2-1. Iedere coureur mocht evenwel slechts zijn beste elf resultaten in rekening brengen in de eindrangschikking. Nog een leuk weetje: 1986 betekende de doorbraak voor het rechtstreeks radiocontact tussen coureur en pitmuur – een innovatie die zijn oorsprong vond in de Indycars. De tijd waarin enkel via pitborden met de rijders gecommuniceerd kon worden zou weldra definitief tot het verleden gaan behoren.

De racekalender

1986 was een typisch seizoen zoals ze plaatsvonden in de tweede helft van de jaren tachtig: het telde zestien Grote Prijzen, begon in Brazilië en werd afgesloten in Australië. Een oorspronkelijk geplande zeventiende race in Japan, die op de eerste voorlopige kalender figureerde, werd uiteindelijk uitgesteld tot 1987, terwijl er wel al enkele andere nieuwe locaties aangedaan werden. De Grote Prijs van Spanje, voor het laatst gehouden in 1981, keerde voor 1986 terug op een nieuw circuit in het Zuid-Spaanse Jerez. Ook het (West-)Duitse Hockenheim, in 1985 éénmalig vervangen door de nieuwe Nürburgring, maakte weer deel uit van het kampioenschap, terwijl er voor het eerst sedert 1970 ook opnieuw geracet zou worden op de omloop Hermanos Rodríguez in Mexico-Stad.

Eén land zou in 1986 de Formule 1 voor het eerst binnen zijn grenzen mogen ontvangen: Hongarije, waarmee de Formule 1 dat jaar tevens voor de eerste keer in de geschiedenis over het IJzeren Gordijn zou trekken naar wat op dat moment nog steeds het Oostblok heette. Naast de Nürburgring – die pas in 1995 zijn terugkeer zou maken – nam men ook afscheid van het Zuid-Afrikaanse Kyalami – dat in de jaren negentig in een volledig hertekende versie voor korte tijd op de kalender zou terugkeren – en het Nederlandse Zandvoort. De Britse Grote Prijs zou in het kader van de gebruikelijke alternering met Silverstone in 1986 op Brands Hatch gereden worden. Vanaf 1987 zou Silverstone echter definitief het laken naar zich toetrekken.

De uiteindelijke kalender zag er als volgt uit:

23/03/1986 GP van Brazilië – Jacarepaguà, Rio de Janeiro
13/04/1986 GP van Spanje – Jerez de la Frontera
27/04/1986 GP van San Marino – Imola
11/05/1986 GP van Monaco – Monaco
25/05/1986 GP van België – Spa-Francorchamps
15/06/1986 GP van Canada – Circuit Gilles Villeneuve, Montréal
22/06/1986 GP van de Verenigde Staten – Detroit Street Circuit
06/07/1986 GP van Frankrijk – Circuit Paul Ricard, Le Castellet
13/07/1986 GP van Groot-Brittannië – Brands Hatch
27/07/1986 GP van Duitsland – Hockenheimring
10/08/1986 GP van Hongarije – Hungaroring, Boedapest
17/08/1986 GP van Oostenrijk – Österreichring, Spielberg
07/09/1986 GP van Italië – Monza
21/09/1986 GP van Portugal – Estoril
12/10/1986 GP van Mexico – Autodromo Hermanos Rodríguez, México DF
26/10/1986 GP van Australië – Adelaide Street Circuit

De deelnemers

In het deelnemersveld vielen enkele opmerkelijke wijzigingen waar te nemen. Drievoudig wereldkampioen Niki Lauda vond dat het nu echt allemaal welletjes was geweest en zette voor de tweede keer een punt achter zijn autosportcarrière, en dit keer definitief. Zijn plaats bij McLaren naast de regerende wereldkampioen, de Fransman Alain Prost, werd in 1986 ingenomen door de Fin Keke Rosberg, die van Williams overkwam. Het team van Ron Dennis telde hierdoor van bij de start van het seizoen twee wereldkampioenen in zijn rangen.

Bij Williams werd de vacante plaats ingenomen door nog een voormalige wereldkampioen: de Braziliaan Nelson Piquet, die na zeven seizoenen Brabham verliet. De Brit Nigel Mansell, die eind 1985 zijn status van eeuwige belofte eindelijk van zich af kon schudden door zijn eerste zeges te scoren, bleef tweede man bij het Britse team, dat kort voor de start van het seizoen zwaar door het lot werd getroffen: teambaas Frank Williams raakte na het bijwonen van testritten op het Zuid-Franse Paul Ricard-circuit ernstig gewond bij een zwaar auto-ongeluk. De Brit zou hierdoor voor de rest van zijn leven verlamd blijven en voortaan tot de rolstoel veroordeeld zijn.

en ander Brits topteam, Lotus, bleef zijn vertrouwen stellen in het Braziliaanse supertalent Ayrton Senna en trok als nieuwe tweede man de Brit Derek Warwick aan. Dit stuitte echter op het veto van Senna, die ervan overtuigd was dat Lotus niet in staat was om twee coureurs een identieke behandeling te geven zonder aan competitiviteit in te boeten. De Braziliaan haalde uiteindelijk zijn gram en in de plaats van Warwick werd de Schotse belofte Johnny Dumfries aangetrokken. De van adellijke afkomst zijnde coureur kreeg een contract aangeboden dat stelde dat hij ten allen tijde als tweede coureur beschouwd zou worden. Dumfries schikte zich echter in zijn lot, blij dat hij was dat hij op zijn minst een jaartje van de Formule 1 kon proeven in een topteam. Warwick, die aanvankelijk uitweek naar het WK Sportwagens, zou door een speling van het lot later in het seizoen alsnog terug opduiken in de Formule 1.

Ferrari, de vice-wereldkampioen van 1985, behield de Italiaan Michele Alboreto als kopman. Doordat de door de Scuderia gegeerde Duitser Stefan Bellof eind vorig seizoen in een sportwagenrace op Spa verongelukt was, mocht de Zweed Stefan Johansson uiteindelijk aanblijven als tweede piloot voor 1986. Ferrari, dat tegen het eind van 1985 in zijn traditionele ziekten begon te hervallen, zou een moeizaam seizoen doormaken.

Hetzelfde kan gezegd worden van Brabham, dat twee Italiaanse coureurs vastlegde: Riccardo Patrese, die na twee vruchteloze jaren bij Alfa terugkeerde naar zijn oude werkgever, en Elio de Angelis, niet langer op zijn gemak bij Lotus doordat Senna daar het laken hoe langer hoe duidelijker naar zich toe trok. Ingenieur Gordon Murray leverde een gewaagd en bijzonder laag-bij-de-gronds – in de letterlijke zin van het woord – ontwerp af, dat voor Brabham evenwel tot een zorgenkind zou uitgroeien. Het team werd nog steeds geleid door FOCA-voorzitter Bernie Ecclestone.

Wie in 1986 wel goed zijn zaakjes voor elkaar leek te hebben, was Ligier. Het Franse team behield zijn trouwe kopman Jacques Laffite, met zijn 42 jaar de ouderdomsdeken van de Formule 1, en gaf het tweede stoeltje aan René Arnoux, ondertussen ook al bijna 38. Arnoux, in 1985 na één race door Ferrari aan de deur gezet, maakte na een sabbatjaar zijn heroptreden in de Formule 1. Ligier, dat met beide Franse routiniers duidelijk de kaart van de ervaring trok, zorgde voor een fraaie en snelle wagen, waarmee het stevig in de subtop plaatsnam.

Nog een veelbelovende naam in 1986 was Benetton, een nieuw team dat was ontstaan door de volledige overname van het Toleman-team door de kledingfabrikant, die in 1985 al als hoofdsponsor fungeerde. De onvoorspelbare Hart-turbomotor werd hierbij ingewisseld voor een BMW-krachtbron, terwijl de snelle Italiaan Teo Fabi versterking kreeg van het jonge Oostenrijkse talent Gerhard Berger, overgekomen van Arrows.

Nog een vrij nieuwe naam in de Formule 1 was Lola/Haas, een Amerikaans team dat in 1986 voortgestuwd zou worden door een Ford-turbomotor. De fabrikant van de legendarische Cosworth-krachtbron, die door de opkomst van de turbo’s uit de gratie was geraakt, maakte hierdoor zijn terugkeer in de hoogste klasse van de autosport. Aangezien de motor bij de start van het seizoen nog niet helemaal rijklaar was, deed het team voor de eerste races nog beroep op de Hart-krachtbron. De Australische ex-wereldkampioen Alan Jones, die aan het eind van het vorige seizoen al enkele races mocht proefrijden, kreeg de Franse oudgediende Patrick Tambay naast zich, werkloos geworden na het verdwijnen van Renault.

Arrows, een vaste waarde in het middenveld, was ook in 1986 weer van de partij. De betrouwbare Belg Thierry Boutsen bleef eerste rijder, terwijl de Zwitser Marc Surer na een seizoen bij Brabham terug op het vertrouwde nest terugkeerde. Het team, dat voor de ontwikkeling van zijn nieuwe auto een beroep zou doen op British Aerospace, kreeg hierbij met een aanzienlijke vertraging af te rekenen door een lange staking bij laatstgenoemde firma. De nieuwe bolide zou uiteindelijk pas tegen de zomer af geraken; in de tussentijd moest het team het nog steeds met het 1985-model rooien.

Tyrrell, tot halverwege 1985 de laatste der Cosworth-mohikanen, behield de Brit Martin Brundle en trok de Fransman Philippe Streiff (ex-Ligier) als tweede rijder aan. Aan de staart van het veld vonden we drie teams die in 1985 slechts één wagen inzetten en voor dit jaar hun effectieven verdubbelden. Het Italiaanse Minardi viste de Italiaanse brokkenmaker Andrea de Cesaris, in de loop van 1985 ontslagen bij Ligier wegens zijn enorme vernielingsdrift, op en liet tevens een andere Italiaan, Alessandro Nannini, debuteren in de Formule 1. Het kleine Duitse Zakspeed stelde nog steeds het vertrouwen in de Brit Jonathan Palmer en gaf vanaf de derde race het tweede stoeltje aan de Nederlander Huub Rothengatter. En het gedoodverfde achterhoedeteam Osella zette opnieuw de Italiaanse routinier Piercarlo Ghinzani – terug op het oude nest na een half jaartje Toleman – in, bijgestaan door de regerend Formule 3000-kampioen, de Duitser Christian Danner. Het nieuwe Franse AGS-team tenslotte, met de Italiaan Ivan Capelli – die in 1986 de Formule 3000-titel zou pakken – achter het stuur,  zou pas tegen het eind van het seizoen debuteren.

Drie teams keerden in 1986 niet meer terug in de Formule 1: het kleine RAM-team, Euroracing-Alfa Romeo – het officieuze fabrieksteam van de Italiaanse fabrikant – en Renault. De turbopionier met wie het in 1977 allemaal begon hief eind 1985 zijn fabrieksteam op, zonder ooit een titel gepakt te hebben, en bleef in 1986 nog uitsluitend als motorenfabrikant aanwezig. Ook aan dit verhaal zou aan het slot van het jaar een einde komen. Een ander team dat plannen had om in 1986 aan te treden in de Formule 1, het Zweeds/Zwitserse Ekström, zou zijn project zien stranden om financiële redenen. De auto van het team raakte niet verder dan de tekentafel.

De uiteindelijke deelnemerslijst zag er als volgt uit:

1   Alain Prost (FRA) – McLaren-TAG/Porsche (G)
2   Keke Rosberg (FIN) – McLaren-TAG/Porsche (G)
3   Martin Brundle (GBR) – Tyrrell-Renault (G)
4   Philippe Streiff (FRA) – Tyrrell-Renault (G)
5   Nigel Mansell (GBR) – Williams-Honda (G)
6   Nelson Piquet (BRA) – Williams-Honda (G)
7   Riccardo Patrese (ITA) – Brabham-BMW (P)
8   Elio de Angelis (ITA) – Brabham-BMW (P)
11 Johnny Dumfries (GBR) – Lotus-Renault (G)
12 Ayrton Senna (BRA) – Lotus-Renault (G)
14 Jonathan Palmer (GBR) – Zakspeed (G)
15 Alan Jones (AUS) – Lola/Haas-Ford (G) (1)
16 Patrick Tambay (FRA) – Lola/Haas-Ford (G) (1)
17 Marc Surer (ZWI) – Arrows-BMW (G)
18 Thierry Boutsen (BEL) – Arrows-BMW (G)
19 Teo Fabi (ITA) – Benetton-BMW (P)
20 Gerhard Berger (OOS) – Benetton-BMW (P)
21 Piercarlo Ghinzani (ITA) – Osella-Alfa Romeo (P)
22 Christian Danner (DUI) – Osella-Alfa Romeo (P)
23 Andrea de Cesaris (ITA) – Minardi-Motori Moderni (P)
24 Alessandro Nannini (ITA) – Minardi-Motori Moderni (P)
25 René Arnoux (FRA) – Ligier-Renault (P)
26 Jacques Laffite (FRA) – Ligier-Renault (P)
27 Michele Alboreto (ITA) – Ferrari (G)
28 Stefan Johansson (ZWE) – Ferrari (G)
29 Huub Rothengatter (NED) – Zakspeed (G) (2)
31 Ivan Capelli (ITA) – AGS-Motori Moderni (G) (3)

G = Goodyear
P = Pirelli
1 Lola/Haas begon het seizoen met Hart-motoren
2 Vanaf San Marino
3 AGS reed enkel in Italië en Portugal

Wordt vervolgd…

By SDG