Er zijn veel verhalen omtrent de dodelijke ongelukken in het Formule 1-wereldje. Velen worden afgeschreven als toeval en mechanische mankementen, of simpelweg de voorbode die grote coureurs boven het hoofd hangt. Toen meer dan nu. Maar geen enkel verhaal is intrigerender dan het verhaal van François Cévert. Zijn dood werd jaren voordien voorspeld door een waarzegster…

Parijs, 25 februari 1944. In één van de vele flatgebouwen wordt Albert François Goldenberg geboren als het vierde kind van een Joodse juwelier, Charles Goldenberg, en een Frans meisje, Huguette Cévert. In die tijd werd Charles, als Jood zijnde, opgejaagd door de Duitse Gestapo en daarom besloot de familie de naam Cévert te gebruiken voor de hele familie.

Al op zestienjarige leeftijd racete François Cévert op zijn brommertje door de straten van Parijs. Zijn oudere zus had zich intussen verloofd met Jean-Pierre Beltoise, een andere Franse Formule 1-coureur. Dankzij hem kwam François in contact met het racen en na zijn legerdienst besloot François om in 1966 deel te nemen aan Volant Shell Scholarship.

De winnaar van die race kreeg een betaald zitje in het Franse Formule 3-kampioenschap. François won, maar hij kon hij geen uitzonderlijke prestaties leveren. Het jaar nadien, het is intussen 1978, kon hij voldoende geld bij elkaar rapen en een betere wagen kopen, waarmee hij prompt races begon te winnen. Hij won dat jaar het Frans Formule 3-kampioenschap voor een andere latere ster, Jean-Pierre Jabouille.

Het jaar nadien nam hij met het Tecno Formula 2 Team deel aan het Formule 2-kampioenschap. Dat was toen de ideale leergrond voor ambitieuze coureurs, en veel van de Formule 1-topcoureurs namen vaak aan zulke races deel als hun schema dit toeliet. Onder hen was Jackie Stewart, die deelnam aan de Formule 2-race in het Britse Crystal Palace en op dat moment leider in het wereldkampioenschap Formule 1. Stewart lag tweede en kwam achter Cévert te rijden, maar die kon hem rondenlang afhouden. Na de race vertelde Stewart aan zijn teambaas Ken Tyrrell dat hij de jonge Fransman in het oog moest houden.

Toen Johnny Servoz-Gavin het al na drie races in 1970 voor bekeken hield en er een plaatsje vrij kwam in het Tyrrel-team, dacht Tyrrel terug aan de raad van zijn coureur. Iedereen denkt dat het door de druk van hoofdsponsor Elf was dat ik François een kans gaf, maar het was meer door de woorden van Stewart dat ik hem aannam, vertelde Tyrrell later. Cévert debuteerde in Nederland 1970, een race die overschaduwd werd door de dood van Piers Courage. Dat jaar kon de intussen 26-jarige Fransman één puntje veroveren.

In 1971 ging het veel beter. Nadat hij in de eerste vier races driemaal moest opgeven, kwam hij voor eigen publiek voor het eerst op het podium te staan achter leermeester Jackie Stewart. Na nog tweemaal op het podium te staan, in Duitsland en in Italië, won hij zijn eerste en enige race: Watkins Glen, de laatste van het seizoen. Met 26 punten eindigde hij als derde in het kampioenschap, achter Stewart en Peterson.

1972 verliep veel minder goed dan gehoopt. Lotus en Fittipaldi waren te sterk voor het Tyrrell-team en Cévert kon slechts tweemaal het podium halen; tweede in België en in USA. Een zesde plaats in het kampioenschap was het resultaat. Het jaar nadien begon veel beter. Cévert kon meteen meedoen voor de overwinning in de eerste race van het seizoen en werd tweede achter Fittipaldi.

Cévert was een vaste klant op het podium. In België, Monaco, Frankrijk, Nederland en Duitsland werd hij tweede, aangevuld door een derde plaats in Zweden. Stewart maakte intussen bekend dat hij op het einde van het jaar zou stoppen, al dan niet als wereldkampioen, en Cévert werd de nummer één van het seizoen erop. Althans, dat waren de plannen. De intussen 29-jarige Fransman werd aanzien als de opvolger van Stewart. Hij had de snelheid, het talent, en werd op die positie voorbereid door Stewart en Tyrrell zelf. Wat kon er nog meer fout gaan?

De voorbode van het Lot?

In de periode dat François zo geliefd was in en buiten de Formule 1-paddock had hij een langdurige relatie met Anne Van Malderen, ook wel Nanou genaamd. Een knappe jongedame die Cévert ontmoette in Saint Tropez in 1964. Jaren na dat ene tragische moment vertelde ze haar verhaal.

Ergens in 1959, ik was toen ongeveer twintig jaar, ging ik met mijn moeder mee naar een waarzegster. Iemand had haar de waarzegster aangeraden en hoewel ik er niet zo erg in geloofde, ging ik toch mee.

De vrouw leefde in een ordinair huis nabij Asnieres, maar noch het huis noch het meubilair vertelde iets over de vrouw haar kwaliteiten. Ze las geen kaarten en ze keek ook niet in een kristallen bol, ze keek gewoon een lange tijd naar jou en naar een foto als je die meenam en die aan haar gaf. Ze zweeg de hele tijd, toen sloot ze haar ogen en begon ze te schrijven, de hele tijd tot haar arm niet meer kon. Pas dan stopte ze.

Toen pas leek ze mijn aanwezigheid op te merken en fixeerde haar blik op mij. “Ik moet met je spreken”, vertelde ze mij. Verbaast volgde ik haar in een kamertje er naast. “Je huwelijk zal niet stand houden,” zei ze plots uit het niets. Voor een jongedame die maar pas gehuwd was, was dat een hele shock. “Je zal een jongeman ontmoeten die een diepe indruk op je leven zal nalaten. Je zal heel gelukkig zijn, ik zie zijn blauwe ogen. Ik kan een zee zien … je ontmoet hem bij de zee.”

Toen geloofde ik er niet veel van en ik vergat het ook redelijk snel. Vijf jaar later ontmoette ik François Cévert aan de zee in Saint Tropez.

Twee jaar later, toen François besloot om mee te doen aan de raceschool van Shell, zocht ik de waarzegster terug op, ik was nieuwsgierig wat de toekomst voor ons zou brengen. Toen ik daar aan kwam zei ik niets over François. Ik gaf haar alleen een foto en voor misschien wel een uur zei ze niets. Toen vertelde ze: “je hebt me vroeger al eens ontmoet… je hebt hem ontmoet! Maar het is wel vreemd. Aan deze foto hangt een vreemde machine, het heeft wielen maar geen lichaam… wat kan het zijn?”

“Het is een racewagen”, vertelde ik. “Hij wil een racecoureur worden.”

“Hij gaat voor een soort examen”, ging de vrouw verder. “Hij zal met gemak winnen en een briljante carrière wacht op hem.” Toen stopte ze. “Je zal heel gelukkig met hem zijn, maar je zal hem niet kunnen houden, zijn succes komt tussen jullie te staan.” Na nog een stilte voegde ze er aan toe: “Ik moet je ook vertellen dat hij zijn dertigste verjaardag niet zal vieren.” Er hing een kalender aan de muur en ik zal die dag nooit vergeten: 29 juni 1966.

Die avond kwam ik thuis en voelde ik me benauwd toen ik François zag. “Ik ben naar een waarzegster geweest,” vertelde ik hem. “De Shell Scholarship heb je op zak, het staat zo in je sterren geschreven.” Dit gaf hem een enorm zelfvertrouwen. Voordien was hij wat nerveus want we hadden nog maar net de beslissing genomen om hem te laten meedoen, en hij was niet zeker of hij er klaar voor was. Maar ik kon het mij niet laten om alles te vertellen. “Ze zei ook dat je een briljante carrière zult hebben en dat je succes tussen ons zal komen te staan.” Dat vond hij natuurlijk minder leuk.

“Tussen ons inkomen? Je waarzegster is gek,” zei hij. “Het is hoe dan ook huichelarij. Ik ga zelf naar ginder en ik durf wedden dat ze voor mij iets helemaal anders gaat zeggen.” Drie maanden later bezocht hij de waarzegster. Het eerste wat hij vroeg toen hij thuiskwam was “heb je haar opgebeld?”

“Waarom zou ik?” antwoordde ik hem. “Haar voorspellingen waren precies wat jij me verteld hebt.” Ik voelde een koude rilling door mijn rug gaan. “Het betekend niet veel… ze zal je herkend hebben, ik heb een foto van je meegenomen.”

Toen vroeg hij of ze mij ook vertelde dat hij geen dertig jaar zou worden. Ik probeerde hem ervan te overtuigen dat het allemaal nonsens was, maar hij wist dat ze mij dat ook verteld had. Hij keek naar me en glimlachte. “Wat doet het er toe. Tegen dan ben ik al lang wereldkampioen. Sterven op mijn glorieus hoogtepunt, hoeveel mooier kan het zijn?

Wat nadien gebeurde

Zes oktober 1973, de laatste race van het seizoen dat al overschaduwd werd door de dood van Roger Williamson. Het zou Stewart’s afscheidsrace worden. Drievoudig wereldkampioen, precies honderd races, recordhouder qua overwinningen. Cévert was zijn opvolger. In de pits bespreken beide coureurs het circuit en hoe je er het snelste over kunt gaan. Helen Stewart, echtgenote van Jacky, vertelde: Ik weet nog dat ik door de pits liep met mijn fotocamera en bijbehorend album in mijn arm en die aan François liet zien toen hij in de wagen zat. Hij deed zijn vizier omlaag, gaf een wuifkusje en reed weg.

Ik kwam aan de snelle Esses toen ik de gele vlaggen zag vertelt Emerson Fittipaldi. Ik wist dat als je daar van de baan ging het erg kon aflopen en ik vertraagde meteen. Toen zag ik de blauwe achterkant van de Tyrrell boven de vangrails uitsteken. Ook Stewart reed op dat moment rond. Toen ik de wagen zag ben ik meteen gestopt om te gaan kijken. De marshalls deden gewoon niets meer omdat hij zo duidelijk overleden was. Hij hing daar nog in zijn cockpit.

Het nieuws bereikt ook snel de pits. Nerveus loopt iedereen rond. Colin Chapman, teambaas van Lotus, heeft net van zijn coureur Fittipaldi het nieuws gehoord dat het een Tyrrell was. Wie is het? vraagt hij aan Ken Tyrrell. Het is François.

Cévert heeft zich simpelweg van versnelling gemist. In plaats van in een lage vijfde reed hij in een hoge vierde versnelling. Hij raakte aan de buitenkant een curbstone die Niki Lauda later opscheef als “verdomd gevaarlijk”, waardoor zijn wagen begon te springen en oncontroleerbaar werd. Hij schoot naar rechts, raakte de vangrails en begon te spinnen. Door de grindbak hobbelde de wagen nog meer, kwam in een hoek van 90° tegen de vangrails en kwam hij omgekeerd op de vangrail terecht, met zijn helm eerst. Er was geen schijn van kans.

Enkele jaren later ging ik terug naar de waarzegster, verteld Nanou. Helemaal niet naar de zin van François zijn familie, maar ik wou weten of ze het echt kon. Ze was nu al een oude vrouw, en ik nam een foto van François mee van toen hij nog een kind was. Onherkenbaar. Net als jaren voordien had ze de foto in haar hand en zweeg ze lange tijd. Toen opende ze haar ogen en keek mij diep aan. “Hij is dood…” zei ze.

François Cévert was 29 jaar, 7 maanden en 11 dagen oud toen hij verongelukte. Watkins Glen, de race waar hij zijn eerste overwinning boekte in 1971, werd twee jaar later zijn laatste race… voor hij dertig jaar werd, zoals voorspeld was.

By peter