Slechts weinigen zullen ontkennen dat Bernard Charles Ecclestone commercieel gezien de Formule 1 groot heeft gemaakt. Echter dient het beeld van Bernie die eigenhandig alles op poten zette, enigszins te worden genuanceerd.

Zo werd de commerciële promotie van de F1 door middel van sponsoring tot stand gebracht door (in het bijzonder) Colin Chapman. Op een kleinere schaal werd dit al gedaan in de VS. Daar werden de NASCAR-auto’s ook voorzien van logo’s, echter vaak van lokale ondernemingen en dus met een lokaal bereik.

Toen Chapman in 1968 een deal maakte met Golden Leaf, zat Bernie er mijn zijn neus bovenop. Hij was toen immers de manager van Jochen Rindt. Later hadden BRM en Philip Morris (Marlboro) een soortgelijke deal met het verschil, dat de sponsoring gericht was op technische ontwikkeling en groei van het team. Het was toen Philip Morris die de F1 veranderde in multi-miljoenen sponsorindustrie. Overigens voldeed BRM niet aan de verwachtingen en stapte Philip Morris over op McLaren.

Mark McCormack, oprichter van het internationale marketingbureau International Management Group (IMG), was de eerste die de potentie zag van de televisie in de F1. Alweer was men in de VS daar veel verder mee, door uitgebreide uitzendingen van oa. Amerikaans Football en honkbalwedstrijden.

In de VS zat (zit) veel sport op de kabel, wat een ‘decoder-effect’ heeft. Men moet (extra) betalen om de uitzendingen te zien. Echter hield Bernie vast aan het principe van ‘vrije ontvangst’. Dit betekent immers meer kijkers en dus kon men gunstige kijkcijfers overleggen aan de sponsors.

Christian Vogt, een topman van Bernie’s FOM, zag in dat men meer kon verdienen met ‘land-voor-land contracten’. Vogt kocht het zendcontract met Eurovisie (oa. Eurosport) af en bezorgde zijn baas nog meer macht tegenover circuiteigenaren en lokale overheden. Iets wat wij fans vandaag de dag ‘mogen meemaken’…

Zelfs de beursgang van de FOCA kwam niet uit de koker van Bernie Ecclestone. Weer was het een werknemer, Marco Piccinini, die besloot tot de beursgang van een bedrijf dat niet meer had dan een grote stapel televisiecontracten.

Het zijn dus ideeën, steun of verdiensten van anderen die het hebben laten slagen. Wat Bernie deed was een mogelijkheid nog iets verder te perfectioneren om het in zijn handen te houden, zodat hij er zo meedogenloos aan kon verdienen.

Dan is het begrijpelijk waarom Bernie zich nauwelijks zorgen maakt over zijn opvolging. Een ieder die commercieel denkt en net zo sluw handelde, zou misschien net zo veel succes kunnen hebben als Bernard Charles Ecclestone.