Nelson Piquet, in de jaren ‘80 drie keer de beste van de wereld, wist het zeker: racen op Monaco is als fietsen door je huiskamer. Het moet gezegd worden; in een lange loopbaan met vele zeges en hoogtepunten won de flamboyante Braziliaan nooit in Monaco, uitgerekend de meest flamboyante Grand Prix op de kalender. Dus enige frustratie zat er waarschijnlijk wel in die opmerking. Maar een beetje gelijk had hij wel. Krappe straten. Vervaarlijke vangrails. Lage snelheden. Hobbels en bobbels. Een goed rondje in het prinsendom is centimeterwerk. En dan is er ook nog eens het probleem dat racers graag willen racen. Kan niet. Niet daar.

Of toch? Het is immers een andere Formule 1 geworden in de afgelopen winter. Een Formule 1 waarin het inhaalacties en felle duels regent. Een Formule 1 waarin je het ene moment de snelste ronde kan verbeteren om even later de grip net zo snel te zien verdwijnen als rubber van een Pirelli-band. En dus krijgen we inderdaad een race te zien. Een échte race. Eentje die 72 ronden lang toewerkt naar een daverende climax. Ga maar na. Vettel, Alonso, Button. Gescheiden door slechts een enkele seconde verschil. Button als derde, maar sneller dan nummer twee Alonso, die op zijn beurt weer sneller is dan leider Vettel. En net op het punt dat ik besluit dat de climax nu echt is aangebroken, gaat het radicaal mis. Niet alleen voor Petrov en Alguersuari die gebroederlijk in de Monegaskische vangrails kleunen, maar meer nog voor de miljoenen racefans over de gehele wereld, die zo een sensationeel slot mislopen. Alleen een diepe, hartgrondige vloek past hier.

Hoe is het ook al weer zover gekomen? Het begint als Jenson Button vanaf zijn tweede plek als eerste naar binnen gaat. Slim gedaan. Terugkomend op de baan blijkt dat de McLaren-boys het zo goed hebben uitgerekend dat de Brit op een compleet vrije baan terecht komt. Vettel, leider tot dan toe, bedenkt zich geen moment en komt direct naar binnen. Maar dan gaat het fout. Chaos bij RedBull. Seconden tikken weg. Button is erlangs. Vettel moet aansluiten. En, ongekend, met zevenmijlslaarzen rijdt de ontketende Button Vettel aan flarden. De McLaren wordt kleiner. En nog wat kleiner. Net zolang totdat Vettel het ‘Vodafone’ op de vleugel niet eens meer kan lezen. En dan is Button helemaal weg. Vettel is weliswaar aan kleiner wordende concurrenten gewend. Maar dan wel in zijn spiegels.

Dit gaat hem worden, denk ik nog. Na 21 races gaat de ex-wereldkampioen eindelijk weer eens winnen. In Monaco nog wel. Maar dan ineens gaan ze gek doen bij McLaren. Misschien is het overmoed. Arrogantie. Een collectieve black-out. Of wellicht is er gewoon drank in het spel. Want ineens blijkt dat ze bij McLaren niet weten dat aan de leiding liggen in de straten van Monaco een heiligdom is. Zeker als je ronde na ronde je leiding nog vergroot ook. Er is geen enkele geen behoefte aan vers rubber. Er is geen enkele inlopende deelnemer. Er is, kort gezegd, geen enkele reden om te pitten. Helemaal niets. En toch gaat Button naar binnen. Weg leiding in de wedstrijd. Vettel is zomaar ineens weer terug aan kop. Een heiligdom in Monaco.

Het is niet eens het enige fortuin voor de Duitser. Nummer twee in de WK-stand Lewis Hamilton raakt verder en verder achterop doordat de Brit allerlei rare fratsen uit meent te moeten halen in de smalle straten. Na een verprutste kwalificatie en een eerste ronde incident met Schumacher besluit de blijkbaar door frustraties gedreven Brit er een groot trek-en-duw-festijn van te maken, het beste geïllustreerd door zijn opportunistische actie jegens Felipe Massa. Om onbegrijpelijke redenen denkt Hamilton te weten dat er in de hairpin ingehaald kan worden. De onschuldig insturende Massa krijgt even later, sympathiek als Hamilton is, ook nog eens de schuld. Opzet, noemt Hamilton het over de boordradio. Zelfoverschatting, noem ik het. Maar dan wel van Hamilton.

Maar Hamilton doet er dit keer niet toe. Want vooraan nemen de drie kemphanen hun posities in. Na pitstop nummer drie voor Button en nummer twee voor Alonso, jagen de twee met een moordend tempo op Vettel, die blijkbaar geschrokken is van het gepruts van zijn team in de pits en besluit maar helemaal niet meer binnen te komen. Kampend met zwaar overjarige banden moet hij in de slotfase trachten de ontketende Alonso en Button van zich af te houden. Op ieder normaal circuit zouden de beide jagers hun prooi binnen enkele ronden voorbij zijn geraasd en hadden ze nooit meer omgekeken. Maar dit is geen normaal circuit. Dit is Monaco. En racen hier, schijnt net zo lastig te zijn als fietsen in de huiskamer van Nelson Piquet.

De ronden tikken weg. Het rubber spat van de Pirelli’s van Vettel af. De climax nadert. De energie bouwt zich op. Ik voel het. Ik zie het. Hoelang gaat Vettel dit volhouden? Waar gaat Alonso het proberen? En wanneer? En Button dan? Ook dat nog, achterblijvers doemen op. Niet één of twee. Maar wel vijf of zes zo te zien. Ze zijn nog in gevecht ook. Heerlijk. Prachtig. Kan niet beter. Puntje van mijn stoel. Of beter nog, ik ga maar even staan. Senna en Mansell in 92? Schei toch uit, dit wordt veel beter.

Ik zie het in mijn hoofd al helemaal gebeuren. Vettel. Alonso. Button. Ritmisch fladderend door de straten waarin niet geracet kan worden. Vettel driftend door Tabac op zijn laatste restje rubber. Alonso die al rondelang broedt op zijn precisieaanval en op het gewenste moment, op de gewenste plek, zal gaan toeslaan. En Button, de sluwe vos, wachtend op die laatste kans, die altijd komt. Allerlei verhaallijnen krioelen door elkaar heen. De opbouw van de race heeft de spanning doen toenemen maar houdt het plot, de ontknoping, nog angstvallig verborgen. Dat plot gaat zich ontvouwen in die laatste paar ronden tot een overweldigende eruptie van geweld, geluid, energie, heroiek en drama. Ik weet het zeker. Dat kan niet anders.

Maar dan, ineens, twee wagens kleunen achter elkaar in de vangrails. Onderdelen stuiteren terug de baan op. De drie koplopers ontwijken de chaos als aan een touwtje. Vettel. Alonso. Button. Nog altijd. Maar Vettel hoeft ineens niet meer te driften. Alonso laat zijn precisieaanval direct varen. En Button, de sluwe vos, zijn laatste kans komt toch niet meer. Er is geen eruptie van geweld, geluid, energie en heroiek. Een beetje drama, daar moeten we het mee doen. Het plot, dat zo angstvallig verborgen werd gehouden, zal zich nooit ontvouwen. Nooit zal ik weten wie de held van het verhaal had moeten worden. Nooit zal ik weten of Vettel het zou hebben volgehouden. Of Alonso’s zorgvuldige uitgedachte aanval zou gaan slagen. Of Button zijn laatste kans zou grijpen. Ik zag het in mijn hoofd al allemaal gebeuren, maar de climax wordt een anti-climax.

Nelson had trouwens ongelijk. Van dat fietsen in de huiskamer. Drie jaar geleden kreeg mijn zoontje voor zijn derde verjaardag een fiets. Een Spiderman-fiets. Zo’n rood-blauwe, met een grote zwarte knijptoeter erop. Zijwieltjes eraan. Ik zette hem erop en duwde hem vooruit. Even later ging hij zelf trappen. Lukte ook nog wel een beetje. Tot het misging. Ineens schuurde hij langs de muur en schaafde de gespachtelputzte wand zijn arm open. Doe dan ook niet niet, riep zijn moeder boos mijn richting op. Fietsen in de huiskamer kan niet. Ze had ongelijk. Misschien moet je iets beter opletten, maar het kan best. Net zo goed als dat je kan racen door de straten van Monaco.