‘Je moet er eens geweest zijn’. Een zin die ik vaak hoor over het Autodromo Nazionale Monza. Nu bedoelen de meeste mensen natuurlijk tijdens een grand prix-weekend, maar mijn vakantie in de buurt van dit circuit is een uitgelezen mogelijkheid om eens historie te gaan snuiven op deze ‘Temple of Speed’.

Het Autodromo ligt niet in een afgelegen gebied, maar midden in de bewoonde wereld. Voor volledige toegang tot het circuit moeten we echter wel een kaartje kopen. Veel is het niet, voor vijf euro per persoon mogen we het circuit de hele dag verkennen. Eenmaal een kaartje gekocht is het een kleine vijf minuten lopen tot het circuit. Via een tunneltje onder het circuit door staan we al snel in het hart van het circuit. Voor de Italianen is déze grond heilig.

The Ferrari

Een circuit-medewerker bij de poort had direct goed nieuws: ‘They are driving the Ferrari’. Dat kunnen heel veel modellen zijn, maar wat ik toen zag had ik nooit durven dromen.

Het was namelijk écht ‘The Ferrari’! Op het achterste rechte stuk tussen de Variante Ascari en de Curva Parabolica stond een hagelnieuwe LaFerrari. Een bolide die toch al snel één miljoen euro moet opleveren!

 

Hoewel ik al zo blij als een kind was om de wagen te mogen aanschouwen, was het toch jammer dat ze de bolide aan het inladen waren en ze de rest van de dag niet meer in actie kwamen.

Opvallend was wel dat er de hele dag gewoon marshalls naast de baan zitten, zelfs als er niet gereden wordt. Is het dan een rustige droombaan, of een saaie martelbaan?

Podium en rechte stuk

Na deze bonus besloten we om een ronde te lopen rondom het circuit. Natuurlijk te beginnen op start/finish.
Vanaf de tribune aan de buitenkant van de baan heb je het beste zicht op het podium.

Het podium van Monza is één van de mooiste ter wereld. Deze zwevende schotel zorgt er namelijk voor, dat de coureurs tijdens de huldiging recht boven de fans staan.

 

Het rechte stuk onder dit podium heeft echter een tragisch verhaal. In 1978 gebeurt er op dit deel asfalt een ongeluk dat uiteindelijk het leven kost aan Ronnie Peterson. De starter van dienst zet de lampen op groen als slechts de eerste rij op zijn plek staat.

Het veld van zesentwintig wagens schuift als een harmonica in elkaar. In het gedrang daarop raken Peterson, James Hunt en Ricardo Patrese elkaar. De wagen van Peterson vliegt in brand, maar de Zweed kan op tijd gered worden.

Peterson overlijdt echter die nacht in het ziekenhuis aan embolieën in zijn longen, hersenen en nieren. Dat allemaal aan de gevolgen van een operatie die zijn been had moeten behoeden voor amputatie.

 

Variante Rettifilo

De eerste bocht op Monza is de Variante Rettifilo.
Tegenwoordig loopt deze rechts/links, maar tot 2000 was dit een links/rechts/links/rechts combinatie. De chicanes worden onder meer bekend door het uitvallen van Mika Hakkinen in 1999. Hij verliest de controle over zijn McLaren en smijt kwaad zijn stuur en handschoenen in het grind.

Achter een bosje wordt het de Fin, die met Eddie Irvine een hevige strijd om de wereldtitel uitvecht, te veel en barst in tranen uit. De camera’s van de FOM kennen geen grenzen, en zo zijn miljoenen televisiekijkers over de hele wereld getuige van het emotionele moment voor de Fin.

Curva Grande en Variante Della Roggia

De volgende bocht is de Curva Grande. Op TV lijkt dit een korte rechterbocht omdat een Formule 1 wagen er in een kwestie van secondes doorheen raast. In werkelijkheid is het toch een flinke wandeling!

Het is de plek waar Sebastian Vettel en Fernando Alonso elkaar in 2011 en 2012 in de haren vlogen, toen al druk schreeuwend over de boordradio hoe belachelijk de ander zijn positie wel niet verdedigde.

Die lange wandeling langs Curva Grande brengt je vervolgens bij de Variante Della Roggia. Het is de chicane waar in 2000 marshall Paolo Ghislimberti om het leven komt bij een crash tussen David Coulthard, Rubens Barrichello, Heinz Harald Frentzen, Jarno Trulli en Pedro De La Rosa. Achter de vangrail ligt een kleine gedenksteen voor de marshall. Deze is echter door het hek lastig te zien.

 

Achterop de tribune in de Della Roggia is nog een leuke verwijzing te vinden naar helden uit het recente verleden.

Geen Ferrari coureurs dit keer, maar de herinneringen aan de zeges van Johnny Herbert, die in 1995 won met een Benetton, en Juan Pablo Montoya. De Colombiaan won in 2001 de eerste Grand Prix uit zijn carriére met een Williams. In 2005 won hij nogmaals op ‘La Pista Magica’, ditmaal voor McLaren.

 

 

Curva di Lesmo, Curva del Serraglio en de kombaan
Via de beide Lesmo bochten lopen we langs de Curva del Serraglio richting de Variante Ascari. Tijdens dit rechte stuk loop je onder de oude kombaan door. De baan is nog steeds toegankelijk. Normaal gesproken mag je de baan betreden en er gewoon rondlopen, maar deze dag waren ze aan het werk met de baan.

Het oude beton is voorzien van een nieuwe toplaag. Zodoende was het niet toegestaan om de bocht uit te lopen. We moesten het dus doen met één bocht.

De bochten van de kombaan zijn zo stijl dat je flink je best moet doen om bovenaan te komen. Ik kwam maar tot halverwege voordat ik weer naar beneden gleed, kansloos tegen het gladde beton. ‘Maar uiteraard heb ik het niet heel serieus geprobeerd’.

 

 

Variante Ascari
Na de kombaan lopen we door naar de Variante Ascari.
De naam van de bocht verraad al wie er hier in 1954 om het leven is gekomen.

Vier dagen nadat hij met Lancia en al de haven van Monaco in gereden was, verliest Alberto Ascari tijdens een onschuldige test met een sportscar in de Vialone bocht de macht over het stuur. Ascari wordt uit de wagen geslingerd en is op slag dood. Als eerbetoon wordt de Vialone bocht omgedoopt tot Variante Ascari.

Later wordt de bocht aangepast tot een chicane, die tot op de dag van vandaag nog steeds zijn naam draagt.

 

Achterop de vangrails in de Variante Ascari is nog de oude Marlboro en Texaco beschildering te zien uit (vermoedelijk) de jaren 70!

 

Curva Parabolica

Vanaf de Variante Ascari moeten we over het paddock naar de Curva Parabolica lopen. De bocht verbindt het achterste rechte stuk met het start/finish rechte stuk. De bocht heeft de vorm van een parabool en dat maakt hem erg uitdagend voor de coureurs.

 

Het is ook de plek waar Jochen Rindt in 1970 om het leven komt. Een gebroken rem-as zorgt er voor dat zijn Lotus bij het aanremmen haaks linksaf schiet, de vangrail in. Rindt is kansloos.

Marshalls vinden dan ook in de Lotus het levensloze lichaam van de Oostenrijker. Dankzij de enorme voorsprong op Jacky Ickx in het wereldkampioenschap krijgt Rindt de twijfelachtige eer om de eerste en tot nu toe enige postume wereldkampioen in de Formule 1 te worden.

Na de Curva Parabolica lopen we weer terug naar het rechte stuk en kom je achter de pits uit.

 

Binnenterrein

Ook op het binnenterrein van Monza is genoeg te zien.
Zo zijn er achter de pits winkeltjes waar je eten, drinken, Formule 1 schaalmodellen of Formule 1 kleding kunt kopen. Vooral wat betreft schaalmodellen is er meer te koop dan in de gemiddelde Nederlandse modelbouwwinkel.

Vlakbij de winkeltjes staat een standbeeld van Juan Manuel Fangio, niet met Ferrari Formule 1 wagen, maar met een Mercedes. Het beeld is echter niet uniek, op de Nürburgring, bij het Mercedes museum in Stuttgart, bij het Mercedes hoofdkantoor in Argentinië en in Monza staan dezelfde beelden.

 

Ook is het oude (korte) Pirellicircuit nog te zien. Die begint vlak voor de Curva Grande en sluit weer aan op het huidige circuit bij de Variante Ascari. Deze korte variant werd aangelegd voor de ‘Curva Nord Est’ sectie van het circuit die samen met de Vedano bochten een korter circuit mogelijk maakten.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het circuit echter zo dusdanig in verval geraakt, onder andere door parades van tanks, dat dit deel niet langer meer gebruikt kon worden.

Het Pirellicircuit kruist tot twee keer toe de oude kombaan!

 

 

Wanneer je een beetje kennis hebt van de geschiedenis van het circuit, is er in elke bocht wel wat te zien of te herinneren. Monza ademt geschiedenis en historie.
Vooral de oude kombaan is zeer indrukwekkend.
Ook voor mensen die wat minder geïntereseerd zijn in geschiedenis is Monza de moeite waard. Omdat Monza niets minder is dan een park (Parco di Monza) is het een prima gebied om bijvoorbeeld te wandelen.

Monza is de snelste baan op de Formule 1 kalender.
Hoewel het op deze warme dag een behoorlijke wandeling was, vond ik het elke stap de moeite waard. Het Autodromo Nazionale Monza, oftewel ‘La Pista Magica’, is autosport ten voeten uit.

Dit artikel is eerder verschenen in dit magazine op 4 september 2014.