Ik hou van klassieke races. Circuits met naam en faam. Waar illustere grootheden heldendaden hebben verricht waar nu nog over wordt gepraat. Monza, Monaco, Spa, Silverstone, Brands Hatch, het oude Hockenheim. Noem maar op. Zandvoort, Österreichring, Anderstorp of Imola. Inderdaad, deze gezworen Senna-adept noemt zélfs Imola. Maar meer en meer van deze historische circuits verdwijnen tijdens Bernie’s miljoenenjacht door de verschillende windstreken. Geschiedenis wordt als een onbelangrijk detail, een niemendalletje, verhandeld op zoek naar een nieuwe zak vol met vreemde valuta.

Een paar jaar terug is op die manier ook Singapore op het racemenu gezet. In het donker uiteraard, zodat de miljoenen dikbetalende Europese volgers wél gewoon kunnen uitslapen. Maar goed, ook al loop ik er niet warm voor, deze race is er nu eenmaal. En ook hierin moet het mooie weer gezocht worden. Geef het tijd en de nostalgie dompelt misschien ook deze baan om tot Grand Prix historie.

Eerder deze week las ik tijdens een internet discussie dat zo’n helikopterview van de GP van Singapore altijd prachtig is. En dat is ook zo. Het asfalt slingert zich, gedirigeerd door honderdduizenden flonkerende lampen, ritmisch tussen de pompeuze en kapitalistische torens van het drukbevolkte ministaatje door. Fans, in groten getale aanwezig, kleuren de talloze tribunes Ferrari-rood en Mercedes-zilver. Voor- en achterlichten van gehaaste personenwagens dansen door elkaar heen over de snelweg, die hoog boven het circuit alle windrichtingen opfladdert. Het van oudsher Europese en Zuid-Amerikaanse F1-bolwerk verovert steeds meer uithoeken van de wereld. De plaatjes mogen dan fraai zijn of het een vooruitgang is moet nog worden bezien.

Want hoe mooi het er allemaal ook uitziet, we komen om te racen. En daar is dan weer niet aangedacht. De baan is een nauwe aaneenschakeling van bochten, korte rechte stukjes en chicanes. Inhaalmogelijkheden zijn er niet veel. Alle voorbereidingen om een hoopvol miljoenen publiek teleur te stellen met een doodsaaie optocht zijn dus weer vakkundig getroffen. Maar vandaag viel dat uiteindelijk nog wel mee.

‘I’m not pushing!’ klonk het gedecideerd uit de cockpit van Sebastien Vettel, nadat de jonge Duitser zojuist de snelste ronde nog iets scherper had gezet en zijn team hem had gevraagd om rustig aan te doen met zijn banden en zijn remmen. Vettel raasde achter de leidende Ferrari van Fernando Alonso aan. Maar hoefde daarvoor dus niet eens volgas te rijden.

Ondertussen was diezelfde Alonso zich juist het snot voor zijn Spaanse ogen aan het rijden, volgens zijn Ferrari crew. De man uit Oviedo moest alle zeilen bijzetten om Vettel voor te blijven. Maar ondanks dat de RedBull ogenschijnlijk dus superieur was aan de Ferrari, ontbrandde de strijd vooraan nooit écht. Schijnspanning. Schaduwboksen. Noem het hoe je wilt, maar het leek meer dan het was. Het snelheidsverschil tussen beide bolides was niet groot genoeg om een inhaalpoging ook maar te kunnen proberen. En het kleine verschil dát er dan was werd moeiteloos gecompenseerd door de stuurmanskunsten van de excellente Alonso.

De slag om de pole werd gisteren onverwacht verloren door RedBull, maar degene die over de snelste wagen van het veld beschikt krijgt onherroepelijk nog wel een kans om het weer recht te trekken tijdens een gruwelijke twee uur durende race. Inhalen mag dan lastig zijn in Singapore, vooraf leken er twee grote mogelijkheden: de start en de stops. Bij de start lukte het net niet, hoewel Vettel een betere start had dan Alonso, die echter goed verdedigde. Maar bij de stops leek de oplossing voor de hand te liggen. Gewoon Alonso volgen, bijblijven en wachten op het moment dat Ferrari zijn kopman binnen zou halen. Dan nog een ronde of 2, 3 volgas doorrijden, dan zelf naar binnen en snel de baan weer opscheuren. Succes verzekerd.

Maar RedBull dacht er anders over. Want zij besloten, hoe sportief, om het snelheidsvoordeel niet uit te buiten maar te proberen het verschil door de pitcrews te laten maken. Vettel dook dus direct achter Alonso naar binnen, maar de Ferrari crew deed zijn werk uitstekend en pakte het buitenkansje met beide handen aan. Zo verlieten de twee raceleiders in dezelfde volgorde de pitstraat als dat ze er in waren gegaan. Een dure fout van RedBull die de verder uitstekend rijdende Vettel niet meer goed kon maken op het asfalt. Hij joeg de nog 31 resterende rondes achter de Ferrari aan en zal ongetwijfeld sneller zijn geweest. Maar een poging tot inhalen kon nooit worden ondernomen. Schijnspanning.

De andere drie kampioenskandidaten bleven dit keer op een gepaste afstand. De door banden problemen geplaagde McLaren’s moesten zelfs achter de vroeg gestopte Mark Webber aansluiten na hun bandenwissel. Maar op vers rubber zag Hamilton zijn kans schoon toen hij in een flits opmerkte dat Webber even moest liften vanwege een achterblijver. De Brit greep zijn momentum en schoot buitenom bij Webber, die echter niet opgaf. Zoals wel vaker bij raceongevallen bleek de naderende bocht de bottleneck. Hamilton stuurde in alsof Webber er niet zat en Webber remde niet vroeg genoeg om een botsing te vermijden. Gelukkig voor hem kon hij door, maar voor Hamilton waren de druiven zuur. Voor de tweede keer in twee weken een DNF. Uit frustratie werd het stuur wild uit de cockpit van de gestrande McLaren geworpen.

Ook buiten de kampioenskandidaten om gebeurde er wel wat. Her en der werd de vangrails getest en de Safety Car had daardoor een drukke middag. Naar het schijnt crashte dit keer echter niemand met opzet. Robert Kubica zorgde nog voor wat positieve opwinding in de slotfase. Na een late pitstop vocht hij zich op nieuwe banden langs achtereenvolgens Glock, Petrov, Massa, Hulkenberg en Sutil om zo op een mooie zevende plaats te finishen. Al met al viel het dus wel mee met de verwachte saaie optocht op het anti-racecircuit in het historieloze Singapore.

Volgende halte is Suzuka. Een heel ander type baan. Een écht racecircuit waar een kloppend ritme inzit. Karakter. Uitstraling. Ik, iedere racefan waarschijnlijk, kan de baan zo uittekenen. De snelle rechterbocht waar Ayrton Senna destijds zijn wraak op Alain Prost zocht en vond. Daarna een slingerende variatie aan hogesnelheidsbochten waar Eddie Irvine ooit een jagende Mika Hakkinen frustreerde en ophield. Even later een bizar snelle linkerknik waarin Fernando Alonso Michael Schumacher fabuleus buitenom verschalkte. En tot slot de beruchte chicane waar Prost en Senna, een jaar voor de wraak, hun onderlinge vete ooit zagen exploderen. Nostalgie en historie dus. En die twee samen zijn voor racefans meer waard dan de mooiste helikopterview of de grootste zak met vreemde valuta.