Beste Kimi,
Ik was nooit een fan van je. Sorry, maar zo is het nu eenmaal. Dat kwam niet door je rijstijl, want je was van meet af aan snel en aanvallend. Maar ik moest wennen aan dat zachte, enigszins krakerige stemmetje. Dat bleke optreden buiten de wagen. Alsof niets je boeide. Alsof niets je kon raken. Het sprak me niet aan. Nog steeds niet eigenlijk. Maar dat doet er niet toe. Allang niet meer.
Je bent één van de 32 wereldkampioenen die de Formule 1 kent en daarmee voor eeuwig deel uitmakend van de eregalerij der grootheden. Nou ben ik geen statistiekenfanaat, zeker niet, maar het is natuurlijk wel zo dat resultaten een zekere weerspiegeling zijn van iemands kwaliteiten. Maar als ik aan jou denk, denk ik niet meteen aan die titel. Of aan die vele zeges. Nee, dan denk ik aan die weergaloze actie buitenom Mark Webber in de Beau Rivage van Monaco. Damn, wat was dat gaaf, zeg! Zelden gezien. Of aan die actie in de laatste ronde, andermaal buitenom, op Suzuka bij Fisichella. Man, je was geweldig die dag! Echt. Ik zag Mansell. Ik zag Prost. Senna. Schumacher. En echt, geloof me, dat zijn de daden van een groot coureur. Een held.
Maar die grote coureur is niet meer. Ergens, kort na die wereldtitel, verloor je de drive. De motivatie. De ambities. Je sprankelde niet meer. Worstelde met jezelf en die Ferrari. De kaars begon te doven. Langzaamaan begon die Massa het kopmanschap van Ferrari voor zich op te eisen, en echt, Felipe is een leuk joch, snel ook, maar ik zie bij hem geen Beau Rivage. Geen Suzuka zelfs. Maar ja, jij liet je in die wagen meer en meer zien zoals je je buiten de racebaan altijd al had laten zien: bleekjes en onopvallend.
Eventjes nog, in jouw geliefde Ardennen, kon je jezelf oprichten en voor het eerst in liefst 26 wedstrijden weer eens winnen. Ik hief mijn handen in de hemel, want ik gunde het je. Je blijft een held, al had ik nooit veel met je. En ik heb nou eenmaal moeite met helden die vallen. Met helden die af lijken te glijden en het noodlot niet kunnen afremmen. De zege kwam te laat. Ferrari had genoeg gezien en had er vele miljoenen voor over om jou de deur van Maranello te wijzen. Daar stond je dan, met een volle koffer geld op straat. Je keek om je heen, zag geen goede en beschikbare zitjes, draaide je schouderophalend om, verliet het donkere asfalt en stapte in de wereld van stof, zand, steentjes en B-weggetjes: rally.
Maar nu, twee jaar na het gedwongen maar lucratieve afscheid, kijk je opnieuw om de hoek van de Formule 1. Ik hoor het opgewonden gefluister van de media: je bent gezien bij Williams. In die fabriek. Ze zouden je willen hebben. In naam klinkt het geweldig: Kimi Raikkonen in de Williams-Renault! Mooi affiche! Daarin reden Mansell, Prost, Senna, jij past moeiteloos in dat rijtje. Je bent immers één van hen. Eén van de 32. Maar Williams is net als jij: ze zijn zichzelf niet meer. Geen geld. Geen goede mensen. Geen fatsoenlijke wagen.
En nu hoor ik weer het verhaal dat Eric Boullier deze week trots zijn mobieltje liet zien aan de pers: je manager heeft hem gebeld. Is het echt? Het zal toch zeker niet? Zijn team heet volgend jaar Lotus, en ja, ook dat klinkt erg mooi. Kimi Raikkonen in een Lotus-Renault. Weer net als Mansell. En ook weer net als Senna. Maar toch is ook dit geen team voor jou. Echt niet.
Volgend jaar zes wereldkampioenen op de grid. Het klinkt mooi en het is ook uniek. Maar ik hoop dat het niet gaat gebeuren. Ik kan het me ook niet voorstellen. Kimi kleurloos bungelend aan de kont van het middenveld om zo zijn carrière angstvallig in leven te houden? Kimi, al zou je willen, dit moet je niet doen. Nooit. Ik wil niet denken aan Kimi Raikkonen in de grijze pulk van de middenmoot. Dat is voor talentvolle jonkies. Voor oude subtoppers. Voor net-niet rijders. Voor paydrivers zelfs. Het geploeter in de pulk zou het beeld van Beau Rivage wel eens kunnen doen vervagen. En dat mag niet. Oude helden, zoals jij, verdienen dat lot niet.
Kimi, ga lekker ergens racen waar het leuk is. Geniet van je geld. Koester de Beau Rivage. Maar bovenal: blijf weg!