Een jaar of tien geleden was ik in Barcelona. Bedrijfsuitje. Zondagochtend op huurfietsen met mijn nog slaperige en door katers geplaagde collega’s door de imponerende stad banjeren. Het was, geloof ik, ergens net voorbij het Olympisch Stadion dat Manuél de gids in snelbrabbelend steenkolen Engels ineens meldde dat hier ooit Formule 1-wagens rond raasden. Hoofdkrabbend keken we de weg af. Kronkelend tussen aarden wallen ging de smalle weg tamelijk stijl bergaf. Natuurlijk was het uitzicht adembenemend. Maar hard autorijden was onverantwoord. Racen was ronduit onmogelijk. En inhalen? Hm, ik ben niet zo oud dat ik ooit een race op Montjuich heb gezien maar ik kon het me, al fietsend van de berg af, nauwelijks voorstellen.

Racen bleek dan ook onmogelijk. Wachten op een ramp die dan ook niet lang uitbleef. In 1975 vond Emerson Fittipaldi het welletjes. ‘Veel te gevaarlijk’, bromde de regerend wereldkampioen en onder luid protest verdween hij van het circuit. Emmo kreeg gelijk. Aan de leiding liggend verloor Rolf Stommelen de achtervleugel van zijn Embassy-Hill, smakte in de vangrails, stuiterde terug de baan op en caramboleerde over de vangrails aan de andere kant het publiek in. De Duitser overleefde het drama, maar vijf toeschouwers niet. Nooit meer zou er van de berg afgeracet worden. En terecht.

Maar Catalonie wilde blijkbaar erg graag terug op de Formule 1-kalender en bouwde het Circuit de Catalunya. De Spanjaarden hadden hun lesje wel geleerd, wilden verdere drama’s voorkomen en hadden dit keer oog voor veiligheid. Zeker ook voor de fans langs de kant. De baan leek ontworpen uit een boekje. Lang recht stuk. Snelle bochten, langzame bochten. Mooi ritme. Maar toch, het mist iets. Het mist een Parabolica. Een 130R. Een Copse. Het mist karakter. Of beter gezegd: een eigen smoelwerk. Spektakel bleek in de afgelopen twintig jaar dan ook even zeldzaam als Real Madrid-fans op La Rambla.

Dus ook vandaag had ik vooraf zo mijn twijfels over de Spaanse race. Al was er zeker hoop. Want Formule 1 anno 2011 is heel wat anders dan Formule 1 anno 2010. Dit jaar zijn er ineens wapperende vleugels, afbladderende banden en een Knight Rider-achtige knop voor extra vermogen. Al heet het dit keer geen Turbo Boost maar KERS. En ook al kan het huidige Catalaanse circuit de liefhebber niet echt bekoren, al deze snufjes geven zelfs op deze baan zonder ziel reden tot hoop.

En die hoop bleek niet ten onrechte. Dit keer had DRS er niet eens zo heel veel mee van doen. Een race eerder was er nogal wat kritiek geweest. De DRS-activatie lijn was te vroeg op het rechte stuk geplaatst waardoor inhalen kinderspel werd. Dit keer was de FIA behoudender te werk gegaan en had het die lijn wat verder naar achteren bepaald. Daardoor kwamen de ambitieuze rijders die snode plannen maakten om hun voorgangers in te halen eigenlijk steeds een metertje of 100 te kort. Bleek uiteindelijk voor de race enorm veel uit te maken. Want wie durft te zeggen dat als Lewis Hamilton zijn vleugel iets eerder open had mogen laten gaan, Sebastian Vettel dan nog steeds gewonnen zou hebben?

De Grand Prix van Spanje werd, net als eerder in China, een spetterende tweestrijd tussen Vettel en Hamilton. Dit keer met de Duitser als verdiende winnaar. Vanaf de voor hem vreemde tweede plek op de startopstelling schoot hij als een razende naar voren toen de lichten doofden, maar moest lijdzaam toezien hoe Fernando Alonso zijn Ferrari, voortgestuwd door tienduizenden schreeuwende Spanjaarden, langszij drukte. Voor Vettel restte er niets anders dan mopperend aansluiten. Zo ontpopte zich al snel een leidend viertal want achter Vettel konden Hamilton en Webber makkelijk het tempo volgen. Langzaam werd dan ook duidelijk dat Alonso de wedstrijd dan wel aan kon voeren, maar eigenlijk simpelweg niet snelheid genoeg uit de Ferrari kon persen om dat 66 ronden lang te doen. Dat bleek ook, want uiteindelijk zou de Spanjaard op een vijfde plaats eindigen. Feitelijk de hoogst mogelijk plek voor iemand die niet voor McLaren of RedBull rijdt.

Want wil je winnen, heb je absoluut één van die twee wagens nodig. Jenson Button bewees dat nog maar eens. Niet dat hij won, integendeel. Maar de Brit reed een sterke race. Vanaf P5 maakte hij een beroerde start waarbij zijn banden alle kanten op leken te spinnen. Links en rechts schoten de wagens langs de ex-kampioen. Maar Button ging er eens voor zitten, reed agressief, vocht een paar mooie duels uit, toverde andermaal een wat andere strategie uit de hoge hoed en zag zich beloond worden met een mooie derde podiumplek. Zijn inhaalactie buitenom bij Mark Webber in turn one was misschien wel de mooiste van de dag. De Brit had ongetwijfeld dichter bij de koplopers willen eindigen maar mag toch tevreden zijn na zijn enerverende en agressieve race.

Die koplopers waren onbereikbaar geworden voor Button nadat zij zich met behulp van de pitstops, en snellere wagens, ontdaan hadden van Alonso. Zo werd de race zoals gezegd een rechtstreeks duel tussen Vettel en Hamilton. Lewis wilde erg graag de volle 25 punten, noodzakelijk voor zijn kampioenschap-aspiraties. Maar ditmaal lukte het hem niet. Steeds weer smeet de Brit zijn McLaren met veel geweld door de chicane heen, in de hoop om zo op het rechte stuk zijn vleugel open te klappen en met wat minder luchtweerstand zichzelf voorbij Vettel te lanceren. Maar het mocht niet baten. Telkens weer leek hij een metertje of 100 te kort te komen op het rechte stuk. Vettel voelde zijn kansen en Hamilton’s frustratie ronde na ronde groeien.

Vettel reed dan ook groots vandaag. Niet alleen raasde hij weer met raketsnelheid rond, maar toen hij na zijn vroege eerste stop in ronde 10 enigszins achterop raakte, verloor hij nauwelijks tijd en ontdeed hij zich binnen één enkele ronde van Button, Massa en Rosberg. Daarmee liet Vettel vandaag zien zich met razend tempo te ontwikkelen als coureur. Voorheen kon er over hem nog wel eens gezegd worden dat hij weliswaar bloedsnel was maar de neiging had (te) wild te rijden in druk verkeer. De Sebastian Vettel van 2011 lijkt echter ook in druk verkeer de rust zelve. Hij heeft het absolute vertrouwen in zichzelf en in zijn materiaal. Pakt de kansen die hij krijgt met beide handen aan en rijdt rond zoals een waardig wereldkampioen hoort rond te rijden.

Mika Hakkinen zei het voorafgaand aan dit seizoen al: een wereldtitel kan een rijder het geloof in zichzelf doen toenemen. Sebastian Vettel rijdt momenteel rond alsof hij weet dat er geen betere te vinden is. Of dat ook daadwerkelijk zo is, zal de toekomst ons moeten leren. Maar Vettel doet inmiddels niets meer onder voor de grote kampioenen uit het verleden. En dat is geweldig nieuws voor de sport. Want samen met Lewis Hamilton en Fernando Alonso kan het bijna niet anders of er staan ons heroïsche gevechten en prachtige racetijden te wachten.

Terug naar Montjuich. Gehinderd door de afgeknepen, overjarige handremmen van onze huurfietsen, die schreeuwden om de steun van twee voeten op het asfalt, jakkerden wij voorzichtig het voormalige circuit af. Gelukkig was het zondagmorgen en waren de straten van Barcelona nog rustig. Sommige, wat oudere collega’s stapten af en liepen met de fiets aan de hand verder. Natuurlijk had Fittipaldi gelijk gehad. Natuurlijk was het veel te gevaarlijk geweest om op de berg van Barcelona te racen. Het was geen gekkenwerk, maar volslagen krankzinnig. Rolf Stommelen moet dat ook hebben geweten. Helaas voor hem en vele omstanders had hij echter niet de status om de race te weigeren.

Als je bovenop Montjuich staat, kijk je neer op de schittering van de stad Barcelona. Je ziet de smalle straten, die zich al slingerend een weg banen naar het stadshart. La Rambla. Placa de Catalunya. Sagrada Familia. Adembenemend uitzicht over een wereldstad. Het gaf het circuit Montjuich grandeur, uitstraling, heroïek en, vooral, karakter. Circuit de Catalunya heeft dat allemaal niet. Wil je daar iets leuks zien heb je hulpmiddelen nodig. Wapperende vleugels, afbladderende banden of Knight Rider-achtige knopjes. Maar op Circuit de Catalunya heeft de huidige regerend wereldkampioen Sebastian Vettel ongetwijfeld geen moment na hoeven te denken over zijn veiligheid. En hebben de rijders met minder statuur zich niet gedwongen gevoeld om in te stappen en zo hun leven, en dat van de toeschouwers, in gevaar te brengen.

De geschiedenis van de Formule 1 is als een majestueus museum vol heldendaden, onverschrokken rijders, heroïsche circuits en vergane historie. Het is precies dát waar vele liefhebbers van smullen. Van houden. Omarmen. Maar vaak, best vaak, is geschiedenis alleen maar nodig om met een glimlach op terug te kijken, om gepassioneerd over te praten en, vooral, om van te leren. Zodat we tot de conclusie kunnen komen dat het heden toch echt veel beter is.