Lewis Hamilton was na zijn kwalificatie kansloos voor de overwinning in de grand prix van Monaco. Hij startte als twaalfde en stond voor een onmogelijke opdracht. Het circuit van Monaco heeft er namelijk lak aan dat een coureur in een van de snelste auto’s van het veld rijdt. Inhalen is zo ongeveer onmogelijk. Maar, hoe win je de race in Monaco dan wel?

Je kan goed beschouwd in Monaco op twee manieren winnen. De eerste is, en daarom baalde Hamilton extra van zijn slechte kwalificatie, op basis van je startpositie. Hoe verder vooraan, hoe groter de kans. Je zou zeggen dat dat altijd het geval is, maar niets is minder waar. Op elk normaal circuit kun je al plekken winnen voordat je bij de tweede bocht bent. In Monaco mag je blij zijn dat je niet voor de eerste bocht al direct met een safety car te maken krijgt.

Dan is er nóg een moment waarop je kunt inhalen, als je dat slim doet, en dat is tijdens een bandenwissel. Dat had het team van Max Verstappen niet helemaal goed begrepen, want hij werd binnengeroepen om iets te forceren, er was nog geen safety car geweest, Bottas reageerde, maar Ricciardo ging er als lachende derde met de derde plek vandoor. Max viel terug naar de vijfde plek, een positie lager dan waarvandaan hij startte en vervolgens heeft hij de hele race tegen het zilveren achterwerk van Bottas aangekeken.

Er is dus op Monaco met de moderne raceauto geen enkele plek waar je fatsoenlijk in kan halen. Je hebt vanwege de toegenomen breedte ruimte nodig en wegens de toegenomen snelheid heb je asfaltlengte zonder bochten nodig om je auto naast en uiteindelijk voorbij die van je voorganger te zetten.

Kortom, het is behalve de crashes niet meer vol te houden dat het stratencircuit van Monaco een spectaculaire race oplevert. Natuurlijk speelt geld een rol, maar vanuit elk sportief oogpunt lijkt het mij het beste dit circuit te schrappen van de racekalender. Want om nu een hele race tegen de kont van Bottas aan te kijken, wil je niemand aandoen.