1986, het vergeten rampjaar.

Op 15 mei 1986 beleeft de Formule 1 een zwarte dag. In een ziekenhuis in het Zuid-Franse Marseille overlijdt de Italiaanse Brabham-coureur Elio de Angelis aan de gevolgen van een zware crash die hij de dag voordien had tijdens testritten op het Paul Ricard-circuit. Het ongeluk gebeurt in de snelle Verrerie links/rechts-combinatie vlak na de start/finishlijn, wanneer bij de Brabham plotseling de achtervleugel afbreekt.

De ultraplatte auto, die zo al vrij onstabiel is, verandert op slag in een ongeleid projectiel, stijgt op en landt ondersteboven aan de andere kant van de vangrails, waar hij in brand vliegt. De verwondingen die de Angelis oploopt zijn op zich niet dodelijk, doch de ongelukkige Italiaan zit gekneld in het wrak en kan zich op eigen kracht niet bevrijden. Op de plaats van het ongeluk zijn tot overmaat van ramp geen baanposten aanwezig, zodat hulp pas na enkele minuten – die in dergelijke omstandigheden vaak uren lijken te duren – aankomt.

Op dat moment heeft de coureur al een fatale hoeveelheid giftige dampen ingeademd. De Angelis is dan ook al zo goed als hersendood wanneer hij eindelijk de eerste hulp toegediend krijgt. Bovendien laat de helikopter die hem naar het ziekenhuis moet brengen veel te lang op zich wachten. Al snel wordt duidelijk dat men een verloren strijd aan het uitvechten is. De volgende dag laten de dokters, na instemming van de familieleden, de machines die de piloot nog in leven houden afzetten.

Voor het eerst in zestig grote prijzen – tot op dat moment de langste periode ooit zonder fataal ongeluk – sedert de dood van Riccardo Paletti in de Canadese Grote Prijs van 1982 sterft er opnieuw een coureur achter het stuur van een Formule 1-bolide. Elio de Angelis werd 28 jaar oud, reed 108 Grote Prijzen en behaalde twee zeges (Oostenrijk 1982 en San Marino 1985). Hij kwam uit voor Shadow (1979), Lotus (1980-1985) en Brabham (1986). Met de Italiaan verliest de Formule 1 een geliefd coureur, die algemeen bekend stond als één van de laatste ‘gentlemen’ in de paddock.

Elio de Angelis

De internationale automobielsportfederatie FISA, voor wie de almaar verder uitdijende vermogensexplosie in het turbotijdperk al langer een doorn in het oog was, reageert onmiddellijk op het fatale ongeval. Nauwelijks een tiental dagen na het ongeval, ter gelegenheid van de Belgische Grote Prijs, wordt al een consensus bereikt over een beperking van het motorvermogen tot 600PK in de toekomst. Tevens worden de veiligheidsvoorschriften met onmiddellijke ingang aangescherpt: voortaan zullen ook bij testritten alle hulpdiensten op de circuits volledig stand-by moeten staan, net als bij de officiële Grand Prix-weekends. Op dat moment is een afschaffing van de turbomotoren nog niet aan de orde; deze wordt er pas later op het seizoen doorgedrukt.

Ook het idee van voorafgaand aan iedere Grote Prijs eerst een kwalificatierace te rijden zal uiteindelijk in de prullenmand belanden. Dit niet alleen omwille van de veiligheid; tevens wil men hiermee de steeds verder oplopende kosten die de Formule 1 met zich meebrengt een halt toeroepen. Vanaf 1987 zullen opnieuw atmosferische 3,5-litermotoren toegelaten worden en krijgen de turbomotoren een overdrukklep ingebouwd, die de maximale turbodruk tot 4 bar moet beperken. Vanaf 1988 wordt de maximale turbodruk op die manier verder teruggeschroefd tot 2,5 bar en mogen de turbowagens maximaal 150 liter brandstof meenemen in de race (deze is onbeperkt voor de atmosferische wagens). Vanaf 1989 tenslotte zullen enkel nog atmosferische motoren toegelaten worden en worden de turbomotoren verbannen. Eén van de meest radicale koerswijzigingen in het technische reglement zal zich eind jaren tachtig aldus in de Formule 1 voltrekken.

De dood van de Angelis is helaas geen alleenstaand geval, maar kadert in een hele reeks ongevallen die de autosport in 1986 teisteren. Op 1 juni 1986 verliest nog een voormalige Formule 1-piloot het leven, wanneer de Oostenrijker Jo Gartner dodelijk verongelukt bij een crash tijdens de 24 Uren van Le Mans op de lange, supersnelle rechte lijn van Hunaudières. Gartner reed in 1984 acht Grote Prijzen voor het Osella-team en finishte als vijfde in de Grote Prijs van Italië, waarvoor hij echter geen punten toebedeeld kreeg omdat Osella bij de start van het seizoen slechts één wagen had ingeschreven en Gartner zodoende buiten mededinging meereed. In de winter verloor hij vervolgens de strijd om het tweede Arrows-stoeltje van zijn landgenoot Gerhard Berger, waarna hij naar de sportwagenracerij uitweek. Gartner is de laatste coureur die in Le Mans de dood vindt tijdens de race tot het fatale ongeluk van de Deen Allen Simonsen in 2013.

Jo Gartner

In hetzelfde weekend wordt de autosportwereld nogmaals opgeschrikt door een zwaar ongeval: de Zwitserse Arrows-coureur Marc Surer, die bijklust in de rallysport, wordt het slachtoffer van een bijzonder zware crash in de Duitse Hessen-rally. De Ford RS200 Groep B van Surer raakt in een snelle bocht van de baan, slaat te pletter tegen een boom en vliegt in brand. Surer wordt ternauwernood gered, doch voor zijn navigator Michel Wyder kan geen hulp meer baten. Surer zelf heeft zware brandwonden opgelopen die het einde van zijn autosportcarrière zullen betekenen. Vanaf de jaren negentig wordt hij opnieuw een vertrouwd gezicht in de paddock als Formule 1-commentator.

Marc Surer

Het ongeval van Surer is het zoveelste in een lange rij drama’s die de internationale rallysport in 1986 teisteren. Nog meer dan in de Formule 1 is de vermogensexplosie van de auto’s onhoudbaar geworden. De Groep B-rallymonsters, die tot meer dan 500PK opleveren, zorgen voor een ongeziene populariteit van de rallysport, doch ze zijn enkel door de beste piloten ter wereld nog met moeite in bedwang te houden. Dit manifesteert zich in maart in tragische omstandigheden in de Rally van Portugal, wanneer thuisrijder Joaquim Santos de controle over het stuur verliest en middenin het publiek crasht, waarbij vier toeschouwers om het leven komen.

Voor Audi is dit de aanleiding om met onmiddellijke ingang de rallysport te verlaten, maar de zwaarste klap moet dan nog komen. Deze valt op 2 mei, wanneer in de Rally van Corsica de Fin Henri Toivonen en zijn Amerikaanse navigator Sergio Cresto met hun Lancia in een ravijn belanden en in de vlammen omkomen. De dood van Toivonen, één van de topfavorieten in de titelstrijd van het WK Rally, zorgt voor een schok die net als in de Formule 1 rigoureuze maatregelen tot gevolg heeft, met de definitieve verbanning van de Groep B-wagens vanaf 1987. Tel daarbij nog de dramatische Parijs-Dakar in januari – met o.a. de dood van bezieler Thierry Sabine in een helikoptercrash – die er ook toe bijdraagt dat 1986 voor de internationale rallysport tot een pikzwart jaar uitgroeit.

Henri Toivonen

Vergeleken met andere dramatische jaren als 1968, 1970, 1982 of 1994 wordt 1986 vaak wat over het hoofd gezien. De Angelis stierf ver weg van de tv-camera’s en zijn dood had ook niet de impact van die van Jim Clark, Jochen Rindt, Gilles Villeneuve of Ayrton Senna. Ook was de autosport in 1986 nog niet zo gemediatiseerd als nu en was er nog geen internet, waardoor de impact van de diverse drama’s een stuk minder was dan ze nu zou zijn.

Het maakt het verlies van de coureurs waarvan we afscheid dienden te nemen er echter niet minder groot om. Na hun dood werden diverse maatregelen genomen die de sport nadien een stuk veiliger maakten – zoals wel vaak te laat voor hen echter. Hoe dan ook, de lijst met drama’s van hierboven in beschouwing genomen was 1986 globaal gezien een rampjaar voor de internationale autosport.

Een beetje een vergeten rampjaar, eigenlijk

By SDG